Omgekeerde vlag

De omgekeerde vlag is een uitstekende relativering van de BV Nederland en toch stoor ik me er aan

In 2002 schreef de bekende gospelzanger Michael W. Smith het lied ‘There she stands’, ofwel: ‘Daar staat ze (fier) overeind’. De eerste regel van het lied luidt: ‘Wanneer de nacht lijkt te zeggen dat alle hoop is vergaan, dan weet ik dat ik niet alleen ben. In het licht staat ze (fier) overeind.’ Toen ik het lied voor het eerst hoorde, nam ik aan dat het over de kerk ging. Het leven kan soms zo duister lijken, dat je geen uitzicht meer hebt, maar dan weet je nog dat je niet alleen bent. Je maakt deel uit van een groter geheel. De gemeente van Christus is er altijd voor je.

Het lag even anders. De president van de Verenigde Staten, George W. (Bush), had aan Michael W. gevraagd een lied te schrijven naar aanleiding van de aanslagen van 11 september 2001. Dat werd ‘There she stands’. De ‘zij’ uit het lied is niet de kerk van Christus, maar de Amerikaanse vlag. Het lied is een eerbetoon aan alles waar ‘de vlag’ voor staat. Als er geen hoop meer is in de nacht, dan is er altijd nog de vlag die je eraan herinnert dat je deel uitmaakt van het grote en roemruchte Amerika. Je bent nooit alleen, Amerika staat achter je. Als je de vlag hijst, zoals destijds op ground zero in New York, dan laat je zien: wij geven ons niet gewonnen we zullen zegevieren. Het lied is dus ten diepste een soort patriottische verheerlijking van Amerika.

Relativering van BV Nederland
Dat gaat mij als christen nu net even te ver. Ik ben trots op mijn land, maar ik ben ten diepste toch een burger van het Koninkrijk van Christus. Ik heb helemaal geen behoefte om Nederland ook maar enigszins op een voetstuk te zetten, zelfs niet zonder ons koloniale verleden. De waarde van de Nederlandse vlag is voor mij relatief. Wat ik dan van mezelf niet zo goed begrijp, is dat ik toch zo veel moeite heb met al die omgekeerde vlaggen in ons land. Het is een uitstekende relativering van de BV Nederland. Ik ben hier alleen maar op doorreis, op weg naar mijn echte vaderland, en toch stoor ik me mateloos aan die vlaggen. Ik heb geleerd dat ik de vlag met respect moet bejegenen. Ze staat voor iets groters dan jij alleen en daar heb je ontzag voor.

Zo is dat nog steeds het geval op de meeste plekken in de wereld. Collega’s en vrienden uit het Midden-Oosten kunnen niet begrijpen dat je zo respectloos kunt zijn naar je land, dat je de vlag omdraait. Zo verhoud je je tot je vijanden. Je verbrand hun vlag of loopt er overheen. Niet dat dit iets aan de status quo verandert, maar daarmee raak je de ander wel in het hart. Eerverlies is erger dan een flinke klap. Zelfs Libanezen halen het niet in hun hoofd om hun vlag omgekeerd op te hangen. Van hen zou je het kunnen verwachten. Ze zijn door een onbeschrijfelijk corrupte overheid in de steek gelaten en het land staat aan de rand van de afgrond. Saamhorigheid is soms ver te zoeken, maar toch hijst iedereen met trots de Libanese vlag. Als een statement naar de overheid: Wij zijn Libanon. Dit is ons land.

Nederland, dat zijn wij
Wat zegt het dat wij dat niet doen? Ik kan alleen maar concluderen dat wij geen besef meer hebben van saamhorigheid. Dat we deel uitmaken van iets dat groter is dan wijzelf. Met een omgekeerde vlag doe je net alsof jij zelf niet bij Nederland hoort. Nederland is meer dan Den Haag. Nederland, dat ben ik, dat zijn wij. Wij hebben samen allerlei problemen: we produceren te veel stikstof, we consumeren te veel, we vliegen te veel, we belasten de aarde te veel. Dat zijn gezamenlijke problemen. We kunnen er dus ook alleen samen uitkomen. Of we verliezen alles wat we hebben ontvangen. En ja, ook de overheid moet meebewegen. Dat symboliseert de Nederlandse vlag, gewoon rechtop.

Ik zie voor de gemiddelde Nederlandse boer wel een dilemma aankomen. Puur hypothetisch natuurlijk, maar toch. Stel nu dat Nederland later dit jaar wereldkampioen voetbal wordt. Hoe moet je dan vlaggen?

 

Deze column verscheen eerder in het Nederlands Dagblad:
https://www.nd.nl/opinie/columns/1136202/de-omgekeerde-vlag-is-een-uitstekende-relativering-van-de-bv-ne

Dr. Reitsma 25 jaar predikant: „Niet weglopen voor kritische vragen”

Kerst hoef je niet te verpakken als „lichtjesfeest” om toch uitnodigend naar moslims te kunnen zijn, leerde dr. Bernhard Reitsma. Als predikant met een bijzondere opdracht stond hij deze maand 25 jaar in het ambt.

Vragen stellen. Kritische vragen stellen aan zijn eigen geloof, dat is wat dr. Reitsma steeds opnieuw doet. En als hij het zelf niet doet, dan krijgt hij die vragen wel door de confrontatie van zijn geloof met de islam. „Dat is een godsdienst die het christendom voortdurend bevraagt. En voor die vragen hoeven we niet weg te lopen. In één van de boeken van Chaim Potok komt een oude orthodoxe rabbi voor. Die zegt: Als de Thora de kritische vragen niet kan doorstaan, is ze het niet waard om je leven voor te geven.” […]

Dit artikel verder lezen? Kijk op de website van het Reformatorisch Dagblad: Dr. Reitsma 25 jaar predikant.

 

 

Gezocht: dienaar

Gezocht: een betrokken, inspirerende, ervaren, empathische, verbindende en bevlogen predikant

Het is niet ongebruikelijk dat kerkelijke gemeenten een vacature plaatsen als ze een nieuwe predikant of voorganger zoeken. Een kandidaat kan daar dan op solliciteren. Tot voor kort was dat taboe, want als je geroepen was tot het ambt, werd dat bevestigd door de roeping van een concrete gemeente. Zelf solliciteren, dat is de Geest voor de voeten lopen.

Het is wel interessant om te lezen welke functie-eisen aan een predikant of voorganger worden gesteld. Er wordt gezocht naar een ‘actieve en gedreven voorganger’, of ‘een luisterende predikant, met oog voor de grote diversiteit in onze gemeente’. Een andere gemeente zoekt een ‘betrokken en inspirerende predikant’, een ‘ervaren predikant’ of een ‘empathische en verbindende’ predikant.

Weer een andere kerk zoekt een ‘bevlogen predikant, die inspiratie kan toevoegen aan de traditie’. En er zijn zelfs gemeenten die gewoon een ‘voorganger’ zoeken. Bij die laatste vacaturetekst wordt wel verteld wat je taken allemaal zijn, zoals ‘de geloofsgemeenschap opbouwen, een paar keer per maand voorgaan in de diensten en initiatieven uit de gemeente ondersteunen’.

Niet enthousiast
Ik word er eerlijk gezegd niet enthousiast van. Zeker, de eisen en taken betreffen competenties en kwaliteiten die heel waardevol zijn en die predikanten eigenlijk niet kunnen missen. Maar ja, geldt dat eigenlijk niet voor veel beroepen?

Een empathische goede arts, die tijd voor me heeft en bevlogen is, die letterlijk en figuurlijk goed kan verbinden, dat lijkt me erg belangrijk. De vraag is of dat nou het belangrijkste is dat ik van een arts nodig heb? Natuurlijk is het prettig als mijn specialist empathisch en toegankelijk is en misschien bevordert het ook nog eens mijn genezingsproces. Toch wil ik dat mijn arts vooral competent is en verstand van zaken heeft. Dat hij of zij kennis heeft van ziektes en aandoeningen en hoe je die moet behandelen. Aan een inspirerende kwakzalver heb ik niets.

Hetzelfde geldt wat mij betreft voor predikanten en voorgangers. Als ik in het Nieuwe Testament lees wat er van ‘voorgangers’ wordt verwacht, lees ik andere dingen dan in onze vacatures. Het gaat niet over empathisch vermogen of een inspirerend karakter. De functie-eisen zijn: vol van de Geest en van wijsheid, vol van geloof en kracht (Handelingen 6 vers 3, 5, 8).

Het gaat om mensen die in hun leven die volheid van de Geest ook laten zien. Dat heeft alles te maken met waar voorgangers toe geroepen zijn, namelijk het ‘bedienen’ van de christelijke gemeente. Of het nu gaat om herders, leraars, apostelen, profeten, evangelisten of wie er ook maar in de gemeente een gave heeft ontvangen, het doel is de gelovigen toe te rusten om te dienen en zo te werken aan de opbouw van de gemeente (Efeziërs 4). Dat ben ik eigenlijk in nog geen één advertentie tegengekomen.

Hoe kan dat?

Lekker in het gehoor
Zouden we dan toch vooral van een voorganger verwachten dat de preek lekker in het gehoor ligt en relevant is? Of dat hij of zij mij (emotioneel) raakt, de boel bij elkaar houdt en tegenstellingen weet te overbruggen? En vooral niet te veel pretenties heeft? Dat lijkt dan op een arts die zijn patiënten een aai over de bol geeft en zegt dat het wel goed komt en dat je hem altijd kunt bellen, maar niet werkelijk iets doet voor je gezondheid.

Een voorganger is geroepen om vol van de Geest en van wijsheid te zijn. Om Gods bedoelingen met mens en wereld duidelijk te maken en ons kritisch aan te spreken op wat daaraan niet voldoet. En om vervolgens ook Gods genade en vergeving met ons te delen, zodat we groeien in onze relatie met God en een getuige worden van zijn liefde.

Het is zo gek nog niet om een voorganger ‘verbi divini minister’ te noemen, dienaar van het Woord van God. Dat zie ik graag terug in vacatureteksten. En dan kan ik er best mee leven als die voorganger ook nog inspirerend en empathisch is.

 

Deze column verscheen eerder in het Nederlands Dagblad, zie: https://www.nd.nl/opinie/columns/1132878/gezocht-een-betrokken-inspirerende-ervaren-empathische-verbinde#closemodal 

Kun je als christen Israël (nog) steunen?

Hoogleraar van de Leerstoel ‘De kerk in de context van de islam’, dr. Bernhard Reitsma, was te gast bij de podcast van het Nederlands Dagblad: ‘Dick En Daniël Geloven Het Wel’. In deze podcast ging dr. Reitsma in gesprek over een heikel thema.

Te gast zijn Bernhard Reitsma en Joan Bonhof, beide kenners van Israël en het Midden-Oosten. De staat Israël bestaat 75 jaar. Voor veel christenen is dat nét iets bijzonderder dan als het gaat om een ander willekeurig land. Is de oprichting van de staat Israël de vervulling van een bijbelse profetie of ‘gewoon’ een land zoals alle andere? En wat kun je daarbij leren van Palestijnse medechristenen? Bernhard spreekt veel van hen en weet: de vaak kritiekloze steun van westerse christenen aan de staat Israël is een van de belangrijkste blokkades voor het gesprek met moslims over het evangelie. Joan legt uit wat er zo kwalijk is aan de ‘vervangingstheologie’ en ontdekte dat je mensen – Joden, christenen, moslims – niet moet indelen in vakjes, maar werkelijk naar hun verhalen moet luisteren.

De podcast is terug te luisteren via: Kun je als christen Israël (nog) steunen?

Speciale zondagen

“Ik heb moeite met allerlei speciale zondagen, maar zou daarop één uitzondering willen maken.”

Gisteren was het de zondag voor de vervolgde kerk. Dat is een initiatief van de stichting Open Doors, bij de meeste lezers wel bekend als de organisatie die zich wereldwijd inzet voor vervolgde christenen. Dit jaar hebben ook andere organisaties als de Stichting Hulp Vervolgde Christenen, Friedenstimme en SDOK dit initiatief omarmd. Dat is een mooi teken van eenheid.

Want – zo heb ik altijd geleerd – vervolging houdt niet op bij de grenzen van de kerk. Je wordt vervolgd om je toewijding aan Jezus Christus, niet om de kerk waar je bij hoort. Je zou daarover kunnen twisten. In China werden (en worden) geregistreerde kerken (onder toezicht van de overheid) met rust gelaten en onafhankelijke kerken juist onder druk gezet.

En katholieken en protestanten hebben elkaar nogal eens dwars gezeten. Maar dat is ook deels politiek van aard. Het blijft hoe dan ook goed om de eenheid te zoeken. En samen één zondag per jaar stilstaan bij de vervolgde kerk is geen luxe.

Zondag voor opa en oma

Toch heb ik persoonlijk ook heel veel moeite met allerlei speciale zondagen. Er zijn er nogal wat. Er is een zondag voor het wereld-diaconaat, een Israël-zondag, een klimaatzondag (19 juni), een roze zondag, een prolife-zondag, reformatorische christenen kennen een reformatiezondag en Amerika heeft een Martin Luther Kingzondag (tegen racisme).

O ja, recent heeft de paus – naast moederdag en vaderdag – ook nog een opa- en omadag voorgesteld, op de laatste zondag van juli. Die zondag ligt namelijk dicht bij 26 juli en dat is – voor mij overigens geheel nieuw – de gedenkdag voor de opa en oma van Jezus.

Ik vind dat dit alles afdoet aan het karakter van de rustdag – en laten we daarbij even geen zinloze discussie voeren of dit dan de zaterdag of de zondag zou moeten zijn. Hoe belangrijk de genoemde thema’s ook zijn, en hoezeer we daar ook aandacht voor moeten vragen, volgens mij draait het op de rustdag om iets heel anders.

Deze dag is bedoeld om op adem te komen bij God, rust te vinden voor je ziel door weer afgestemd te raken op Gods bedoelingen met je leven. Het is de dag van de opstanding, waarop we het nieuwe leven vieren en ontvangen en vooruitkijken naar het grote bruiloftsfeest dat komt. Een paradijselijke dag. Dat we van deze dag in ons calvinistische Nederland iets totaal anders gemaakt hebben en dat velen zacht gezegd gefrustreerd zijn over de zondag doet daar niets aan af. De rustdag is ten diepste ‘Christusdag’.

Nog nodig?

Wat ik me dan afvraag is hoe het kan dat we, als we die rustdag serieus nemen en echt inhoud geven, nog aparte zondagen nodig hebben. Hebben we dan op de reguliere zondag zo weinig van God gezien dat we er apart aan herinnerd moeten worden dat racisme uit den boze is? Dat we nog eens moeten horen dat God de schepping gemaakt heeft en wij er dus zuinig op moeten zijn of dat Hij het leven liefheeft en koestert?

Kunnen we op één zondag leren dat God trouw blijft aan zijn beloften aan Israël en de volken? En dat we onze (groot)ouders moeten eren? Als we het op gewone zondagen niet leren, dan is het een illusie te denken dat het kwartje op een speciale zondag ineens wel valt. Dat heeft dan meer te maken met ons gebrek aan ontvankelijkheid.

“Als we het op gewone zondagen niet leren, dan is het een illusie te denken dat het kwartje op een speciale zondag ineens wel valt.”

Zou het dan toch niet een goed idee zijn om een uitzondering te maken voor de zondag voor de vervolgde kerk? De vervolgde kerk is immers het lichaam van Christus. En Paulus zegt zelf dat hij in zijn lichaam aanvult wat er nog ontbreekt aan het lijden omwille van Christus, ten behoeve van zijn lichaam, de kerk (Kolossenzen 1:24). Ik kan daarmee leven, maar dan zou ik het wel anders willen noemen: de zondag van de vervolgde Christus. Want ook op de zondag van de vervolgde kerk staat niet de kerk centraal, maar de Heer van de Kerk.

 

Deze column verscheen eerder in het Nederlands Dagblad: https://www.nd.nl/opinie/columns/1128833/ik-heb-moeite-met-allerlei-speciale-zondagen-maar-zou-daarop-ee#closemodal

Schuilkelders

De schuilkelders waren voor Samuel geen voedingsbodem van bitterheid

Hij was 21, denk ik, toen ik hem ontmoette, in Libanon. Laten we hem Samuel noemen. Hij had een eigen zaakje in elektronica en met wat hij daar verdiende betaalde hij zijn studie. Hij was een volgeling van Jezus en actief in het studentenwerk. Hij leidde bijbelstudies, en dacht mee over de toekomst van de studentenbeweging en trainde jonge nieuwe leiders. Ik was onder de indruk van hem.

Als je zijn levensverhaal ziet, was het helemaal niet vanzelfsprekend dat hij zo’n toegewijde volgeling van Jezus was. Als dat überhaupt ooit vanzelfsprekend is. Samuel was geboren tijdens de Libanese burgeroorlog (1975-1990). Hij woonde met zijn ouders in Beiroet. Zijn woonwijk was regelmatig doelwit van bombardementen en beschietingen. Al besefte hij er als jongetje van twee of drie nog niet veel van, hij bracht veel tijd door in de schuilkelder.

Op een dag sloeg het noodlot toe. Tijdens een pauze in de bombardementen ging het gezin even naar buiten voor frisse lucht, om voorraden in te slaan. Net op dat moment sloeg een granaat in, dicht bij hun huis. Samuels vader was op slag dood, Samuel raakte gewond door een scherf en zijn moeder zag het gebeuren. Met haar man verloor ze ook de glans van haar leven. Samuel draagt tot vandaag de herinnering aan die dag met zich mee in de vorm vaneen groot litteken. Je zou zeggen, dat is een voedingsbodem voor bitterheid.

Onverklaarbaar mild

Niet voor Samuel. Hoe en waarom, dat kan ik niet logisch verklaren. Door de mensen om hem heen, de christelijke gemeente waar hij bij hoorde en vooral ook de christelijke studentenbeweging (IFES) waarmee hij in aanraking kwam, heeft hij de genade van God geproefd. Dat heeft hem een zekere genezing gegeven en mild gemaakt, ondanks dat het gemis van zijn vader zijn leven lang met hem mee zal gaan.

Het heeft hem ook het verlangen gegeven om die liefde in Christus te delen met vele andere studenten, die net als hij op de een of andere manier geraakt en getraumatiseerd zijn geraakt door de burgeroorlog.

De laatste weken moet ik vaak aan Samuel denken. Er zijn velen in Oekraïne die veel tijd doorbrengen in schuilkelders, die alles kwijt zijn geraakt en net als Samuel een vader, of als zijn moeder een man hebben verloren.

Hoe gaat dat verder? Welke haat en bitterheid roept dat op? Leidt dat tot nog meer radicalisering? Ik probeer me soms voor te stellen wat het moet zijn om oorlog mee te maken, maar dat lukt me niet. Het is te onwerkelijk.

Genezende kracht

Als ik het verhaal van Samuel tot mij door laat dringen, besef ik ineens weer hoe onvoorstelbaar belangrijk de christelijke gemeente is. In de tijd van de burgeroorlog konden de kerken in Libanon publiekelijk niet zo veel doen. Het was te gevaarlijk, de tegenstellingen waren te groot.

Maar in het verborgene ging er blijkbaar een enorme genezende kracht uit van de gemeente, van het samen dragen, van het samen zingen, en het samen bidden. Het heeft op Samuel grote impact gehad. En wel zo dat hij vandaag nog steeds zonder schaamte het evangelie deelt, met mensen die in de burgeroorlog misschien wel verantwoordelijk waren voor de aanval op zijn woonwijk.

Naar die kracht verlang ik ook. De oorlog in Oekraïne schudt de christelijke gemeente in Nederland wakker en zet ons in beweging. Maar, laten we eerlijk zijn, de kerk is menselijkerwijs gesproken in Nederland, in een seculiere en multireligieuze samenleving, niet meer zo relevant. Al denken we zelf al gauw van wel.

Het lijkt me nodig dat we samen als heiligen – protestants, evangelisch, rooms-katholiek, orthodox – erkennen dat we het ook niet meer zo goed weten. Dat we gaan erkennen dat we volkomen afhankelijk zijn van de liefde van God in Jezus Christus. Ik hoop en bid dat we daarvoor niet eerst in de schuilkelders hoeven te zitten.

 

Deze column verscheen eerder in het Nederlands Dagblad: https://www.nd.nl/opinie/columns/1123588/de-schuilkelders-waren-voor-samuel-geen-voedingsbodem-van-bitte

Klap met respect

Is het normaal geworden om mensen met een grap te kijk te zetten?

Zinedine Zidane. Hij was een van de beste Franse voetballers ooit en vandaag een toptrainer. Toch denkt elke voetbalfan bij Zidane als eerste aan een kopstoot.

Tijdens de WK-finale tussen Frankrijk en Italië deelde de Frans-Algerijnse voetballer een harde kopstoot uit aan de Italiaan Marco Mazeratti. Zidane kreeg een rode kaart en Italië won de wereldbeker. Een onverklaarbare actie, maar niet voor Zidane. Mazeratti had tijdens de wedstrijd de zus van Zidane min of meer uitgemaakt voor hoer. Dat vroeg om een gepaste reactie. Zidane kon dit niet langs zich heen laten gaan.

Aan dat incident moest ik kortgeleden denken, toen Will Smith onlangs bij de Oscaruitreiking cabaretier Chris Rock voor het oog van heel de wereld een mep verkocht. Rock had een onsmakelijk grap gemaakt over de kaalheid van Smiths vrouw Jade. Jade heeft alopecia, een ziekte die leidt tot haaruitval. Smith kon de grap niet verdragen en heeft dat Rock op pijnlijke wijze duidelijk gemaakt.

Smith kreeg niet direct een rode kaart, mocht zelfs onder een staande ovatie nog een Oscar in ontvangst nemen, maar trok zich een paar dagen later vrijwillig terug uit de ‘Academy’, de organisatie die de Oscars uitreikt. Zidane heeft nooit excuses aangeboden. Smith heeft dat wel gedaan: ‘Er is geen plaats voorgeweld in een wereld van liefde en vriendelijkheid.’

Begrip

Ik ben het op dit punt helemaal met Smith eens. Als volgeling van Jezus kan ik ook niet anders. Ik geloof in de kracht van liefde die de haat laat verdampen. Maar ik merk dat ik steeds meer begrip krijg voor Smith en – met terugwerkende kracht – voor Zidane. Want er kan dan weliswaar geen plaats zijn voor geweld in een wereld van liefde en vriendelijkheid, de wereld waarin ik leef is geen wereld van liefde en vriendelijkheid.

Wat ik moeilijk te verteren vind, is dat de verontwaardiging over Smiths reactie hoog oploopt, maar dat er maar weinig discussie is over de actie van Rock. Dat moet kunnen. Ik kan daar niet over uit. Is het dan zo normaal geworden om mensen met een grap te kijk te zetten? Ik vind het niet oké dat je scoort met een grap over de ziekte van iemand anders. Het maakt niet uit of het gaat over alopecia dat ‘slechts’ haaruitval veroorzaakt, of over prostaatkanker of over een dwarslaesie. De meeste cabaretiers kunnen dan wel inpakken, maar dat moet dan maar. Het getuigt in mijn ogen van gebrek aan respect voor de basale menselijke waardigheid. Er zijn meer mensen getraumatiseerd door de vernederende woorden waarmee ze zijn gepest, en die zich diep in hun ziel hebben vastgezet, dan door een incidentele klap.

Gepast

In veel niet-westerse culturen bestaat daarover geen enkele twijfel. Je laat je moeder of je zus niet zomaar beledigen. Dat vraagt om een reactie en daarom hebben de meeste mensen misschien wel meer begrip voor de reactie van Smith dan voor de grap van Rock. Het was niet slim, maar wel gepast.

Het schuurt natuurlijk wel, bij mij. Jezus zegt in de Bergrede (Mattheüs 5 tot 7) immers dat je de minste moet zijn en de andere wang moet toekeren. En dat geldt niet alleen letterlijk voor Rock, maar ook figuurlijk voor Smith. Toch kunnen woorden volgens Jezus even problematisch zijn als een daadwerkelijke klap. Sterker nog, wie zijn naaste dwaas of leeghoofd noemt, is ook al schuldig aan ‘broedermoord’ en zal zich daarvoor op dezelfde wijze moeten verantwoorden als wie zijn naaste haat of geweld aandoet (Mattheüs 5 vers 22). Elke vorm van geweld begint immers met verbaal geweld, de verbale dehumanisering van de ander.

De grap van Rock en de klap van Smith staan wat betreft omvang en impact in geen verhouding tot de oorlog in Oekraïne. En toch zetten de woorden van Jezus je, ook in het licht van deze situatie, wel aan het denken.

 

Deze column verscheen eerder in het Nederlands Dagblad:
https://www.nd.nl/opinie/columns/1118434/is-het-normaal-geworden-om-mensen-met-een-grap-te-kijk-te-zetten-

Geen woorden maar daden – Door Willem Jansen

Op zomaar een maandagmiddag help ik mijn zoon bij een kleine verhuizing in Delfshaven, Rotterdam. Hij woont met een aantal studenten vlak achter de Anton Pieck-achtige haven, met de beroemde Pelgrimvaderskerk. Hijzelf en zijn medebewoners zijn actief bij de christelijke studentenvereniging de Navigators. Met veel passen en meten wurmen we een grote rokersstoel door de te smalle deur, door het nauwe trapgat naar zijn kleine koninkrijk. De Marokkaans-Nederlandse buurman kijkt kritisch toe.

De voordeur was al een keer ingetrapt door deze buurman vanwege de herrie van zijn studentenburen. Al meer dan twintig jaar ergert hij zich aan dat studentenkabaal. De studenten hadden op hun beurt veel klachten aan de politie geuit over de agressie van diezelfde buurman. Eén student had er zelfs een brief aan gewaagd aan de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb. De burgervader staat erom bekend van dergelijke zaken echt werk te maken.

Nu staan er een wijkagent, zijn collega en een maatschappelijk werker op de stoep. Eerst gaan zij poolshoogte nemen bij de boze buurman. Daarna benen zij door het studentenhuis. Stampvoetend en met de voordeur smijtend, doen zij een geluidsoverlast-test. Mijn zoon zegt twee keer dat hij er nerveus van wordt. De trap naar de bovenste etage zou inderdaad wel een tapijtje kunnen gebruiken om de buurman tegemoet te komen. De huurbaas zal daarvoor worden benaderd. Diezelfde baas had op verzoek van de studenten al toegezegd camera’s te plaatsen omdat zij zich intussen steeds onveiliger zijn gaan voelen.

De studenten die hun ‘geloof in het systeem’ dreigden kwijt te raken, hebben even het gevoel serieus te worden genomen. De buurman kon zíjn verhaal weer even aan politie en maatschappelijk werk kwijt. Het team van Aboutaleb fietst na gedane zaken de ernstig vervuilde straat weer uit, richting de Mc-Donalds. Wij volgen hen voor een Surinaamse lunch-hap en broodje Hollandse haring, schoongemaakt door mensen uit het Midden-Oosten.

Pal voor de Mc, spreken enkele jongeren met baarden en jelabba’s ons aan. Op een houten bord staat: ‘Wat is de Islam?’ Onder het toeziend oog van mijn dochter, vraagt één van de jongeren of ik in Jezus geloof. Ja, zeg, ik: ‘Ik heb zelf lezingen gegeven over Jezus in Bijbel en Koran’. Of ik geloof dat Hij de Zoon van God is en welke bewijzen ik daarvoor heb. We hebben echt trek gekregen van de lichamelijke inspanning, en minder zin in een dergelijke theologische woordenwisseling over iets waar christenen en moslims het al meer dan 1400 jaar niet eens kunnen worden. Ik herinner me de straatdebatten in Nairobi, waar ik te midden van grote groepen Somalische moslims een dergelijke ‘dialoog’ meer dan eens – en tot volle ontevredenheid – voerde.

‘Is het niet zinniger’, opperde ik, ‘om als christenen en moslims ons in te spannen om als gelovigen elkaar aan te zetten tot het doen van goede daden in een samenleving die van God-los is’?’ In het vijfde hoofdstuk van de Koran staat inderdaad zoiets, dat mensen van het boek elkaar zouden moeten beconcurreren met het doen van goede werken. Schiet dat niet meer op dan weer die eeuwige woordenstrijd over de drie-eenheid en over de profeet Mohammed als het Licht? Dat past toch ook weer beter in deze stad van ‘geen woorden, maar daden’. Maar zover kwamen we niet. Mijn dochter wil haar broodje haring. Met een door Salafi Publications (Birmingham) uitgegeven folder over ‘Jezus de Messias in Islam, in het Christendom, in werkelijkheid’ in de hand, nemen we op Covid-19 afstand, afscheid. Ik wens deze jongeren van het Sunnah Center, een Ramadhaan Kariem, een gezegend vasten toe.

 

Willem Jansen is programma coördinator voor de internationale organisatie Initiatives of Change en studenten predikant in Den Haag. In 2018 promoveerde hij op basis van een case study in Nairobi, Kenia: ‘Human Dignity and Diapraxis in ‘Little Mogadishu’, Human Rights Culture in the Interreligious Context of Kenya’. Hij is getrouwd en vader van drie kinderen.

 

Photo by Rineshkumar Ghirao on Unsplash

Alliantie geloof, land en macht

Als geloof wordt verbonden met macht en met territoriale aanspraken, dan gaat het grondig mis. Dat blijkt maar weer in Oekraïne. Poetin en patriarch Kirill hebben een soort heilige alliantie  gesloten. Rusland en de Russisch-Orthodoxe Kerk horen bijeen en zijn samen uit op het oude Tsarenrijk. Dat is de enige manier om zich te weren tegen het verloederde Westen met zijn onheilige levensstijl. Europa blijft voor hen het grote kwaad en komt veel te dichtbij.

Natuurlijk is zo’n alliantie niet nieuw. Vanaf het moment dat de Romeinse keizer Constantijn zich inliet met het christelijke geloof in de vierde eeuw is de kerk op een bepaalde manier constant verbonden geweest met macht en territorium. Van de kruistochten in de Middeleeuwen, tot de herovering van Spanje op de islam door de rooms-katholieken in de vijftiende eeuw en de koloniale veroveringen op de niet-westerse beschavingen daarna. Altijd was religie een factor.

Zuiver en toegewijd

En dan heb ik het alleen nog maar over het christendom. Maar hetzelfde geldt voor joden, moslims en niet te vergeten hindoes, in India. Oorspronkelijk was het zionisme sterk seculier, maar na de stichting van de staat Israël is het steeds religieuzer geworden. Alleen in het land kun je volgens de Thora echt ten volle jood zijn. Voor moslims is Mekka heilig, daar mag je niet eens komen als je geen moslim bent. Het land bepaalt uiteindelijk je identiteit als gelovige. Het is de plek waar God heeft gehandeld, jouw volk in het leven heeft geroepen en waar Hij zich aan heeft verbonden. Zonder dat land ben je losgeslagen van je wortel, van je identiteit. De religie heeft machthebbers nodig om ervoor te zorgen dat het land ook zuiver en toegewijd blijft aan de religieuze idealen en machthebbers kunnen niet zonder de steun van de kerk die hun een goddelijke legitimatie verleent. Vandaar die verbondenheid van Poetin en Kirill.

Dat kunnen we ons in Nederland nauwelijks meer voorstellen. Geloof is iets individueels geworden en zeker niet verbonden met ons land, laat staan de overheid. Maar voor velen in de wereld heeft het land misschien wel dezelfde waarde als voor ons een kind. Als iemand aan je kind komt, staat de tijger in je op en gebruik je elke mogelijke macht om het kind te beschermen. Je zou er zelfs voor kunnen doden.

Russische tanks

Wat moet je daarmee in onze huidige crisis? Maakt dat de inval van Rusland acceptabeler? Wat mij betreft absoluut niet, al moet je wel begrijpen wat er speelt om het te kunnen bestrijden. Maar daarmee houdt het vooral mijzelf – en ik hoop de lezer – een spiegel voor. Als ik eerlijk ben zit ik ook gevangen in een soort heilige oorlog. Ik word meegezogen in het wij-zij-denken. ‘Wij’ zijn goed, ‘zij’ zijn slecht. God staat toch meer aan onze kant dan aan die van Kirill en Poetin. Ik schrik van mezelf als ik blij word dat Oekraïne weer wat Russische tanks heeft vernietigd. Omdat ‘wij’ dan winnen en ‘zij’ verliezen. Alsof er geen soldaten in die tanks zaten die hun leven verloren. Zou Jezus dat ook denken? Zou Hij die zijn leven gaf voor Syriërs, christenen, moslims, joden en ja, ook Russen, inclusief Poetin, partij kiezen? Misschien wel ja, maar dan partij voor de slachtoffers. Maar niet voor een kerk die de eigen staat, volk en cultuur vereenzelvigt met het Koninkrijk van God. Daarin is de Bijbel wel duidelijk. Jezus’ rijk is niet van deze wereld. Wie claimt dat zijn eigen wereldrijk samenvalt met dat van Christus vindt de Allerhoogste tegenover zich. Het oordeel begint bij het huis van God.

Misschien moeten we ons maar eens afvragen of christelijke politiek wel mogelijk is. Al zijn wij dan beschaafder, het is potentieel een explosieve combinatie: christen zijn en macht willen uitoefenen. Dat blijkt maar weer in Rusland.

Domine, Dona Nobis Pacem: geef ons vrede, Heer.

 

 

Deze column verscheen eerder in het Nederlands Dagblad:
https://www.nd.nl/opinie/columns/1114068/alliantie-geloof-land-en-macht

Stoppen met columns?

Weg met de column!? Dat is een vreemde stelling om mee te beginnen. Wat is er mis meteen column? Een goede column scherpt de geest. Hij prikkelt, doet je glimlachen of sterkt je in een bepaalde visie. Soms irriteert hij. Dat alles maakt het schrijven van een column ook zo leuk. Waarom dan toch de vraagtekens?
Dat heeft te maken met polarisatie, het versterken van tegenstellingen tussen groepen. Het is een open deur als ik zeg dat we getuige zijn van een nogal heftige polarisatie in de samenleving, ook binnen de christelijke gemeenschap.
Dat gaat over veel meer dan corona. Het botst als het gaat over de islam. Het wordt spannend in bepaalde gemeenten als het gaat over de positie van de vrouw. De organisaties Christenen voor Israël en Sabeel of een Ander Joods Geluid zijn niet echt goede vrienden. Het clasht als het gaat over homoseksuele of lesbische relaties.
Een goed genuanceerd gesprek rond de Bijbel is dan nauwelijks nog mogelijk. Posities zijn ingenomen en de ander is afgeserveerd.

Media als katalysator

Wat heeft dat nu met het schrijven van columns te maken? Filosoof Bart Brandsma heeft in een heel helder boek (Polarisatie. Inzicht in de dynamiek van wij-zij denken) de dynamiek van polarisatie beschreven. Hij gaat daarbij ook in op de rol van media. Nee, hij geeft niet ‘de’ media de schuld van polarisatie, maar volgens Brandsma kunnen media wel functioneren als een katalysator van polarisatie. Een katalysator is een element dat een proces versnelt of versterkt.
Het hoeft weinig betoog dat in nogal wat media – sociaal of traditioneel, geschreven of ‘gevlogd’, getweet of uitgezonden – de aandacht algauw uitgaat naar wat opzien baart. De botsende debatten in de Tweede Kamer, waar de een de ander voor rotte vis uitmaakt of dreigt met tribunalen, is voor het publiek interessanter dan urenlange inhoudelijk sterke maar verder saaie vergaderingen. Een talkshow met gasten die het met elkaar eens zijn, wordt minder vaak gedeeld dan die waar het knettert.
Als ophef, spektakel of felheid, als tegenstellingen de selectie van de onderwerpen bepaalt, werken media als een katalysator van de polarisatie. Verdwijnt de aandacht voor de extremen, stelt Brandsma, dan dooft de polarisatie uit.

Praktijk minder mooi

Maar geldt dit ook voor columns? Een goede column is toch juist bedoeld allerlei ook gevoelige thema’s eens van een andere kant te bekijken. Om argumenten te wegen, te toetsen of van kritiek te voorzien. Juist de scherpte – of de humor – kan in de complexiteit van het leven nieuw inzicht geven of een dieper begrip van de zaak. Dat versterkt de grote groep van mensen die helemaal niet in de dynamiek van polarisatie willen worden meegezogen.
Toch is de praktijk minder mooi. Juist wanneer de polarisatie toeneemt, is het effect van een column veel minder positief dan columnschrijvers en redacties mogelijk denken. Dat heeft minimaal twee redenen.
Mijn eigen ervaring is dat columns vooral gelezen worden door wie het er toch al mee eens zijn. Of laat ik het omdraaien, ik weet dat er bepaalde mensen zijn die mijn columns per definitie niet meer lezen, omdat ze mijn visie op thema’s als diversiteit en islam verafschuwen. Als dat zo is, helpt zelfs een goede column niet meer, hoe genuanceerd ook.
Ten tweede grijpen, bij felle en scherpe tegenstellingen, tegenpolen alles aan om de kloof, de afstand verder te vergroten. Dan leveren pogingen om al schrijvend en genuanceerd tegenstellingen te overbruggen juist nieuwe brandstof om weer een ronde van strijd en verwijdering in te gaan. Dan pakt dus iedere poging, hoe goed bedoeld ook, averechts uit.

Moet ik dus maar stoppen met het schrijven van columns? Het antwoord ligt bij u en mij als lezer: zijn wij uit op sensatie en conflict, kunnen we het niet laten in ‘wij-zij’-termen te denken, ook binnen de christelijke gemeente? Als dat zo is, moet ons lezers eens goed de spiegel worden voorgehouden. Maar hoe? Misschien met af en toe een goede column!

 

Deze column verscheen eerder in het Nederlands Dagblad:
https://www.nd.nl/opinie/columns/1084731/moet-ik-gewoon-maar-stoppen-met-het-schrijven-van-columns-