Symposium en afscheid Bernhard Reitsma

Een theologie van inclusie?

Over het omgaan met exclusieve en lastige teksten in christendom en islam. Symposium en afscheid CHE Bernhard Reitsma, lector diversiteit en professionaliteit

Zijn er grenzen aan inclusiviteit?

Inclusiviteit is vandaag de norm: een inclusieve samenleving, inclusief taalgebruik. Iedereen mag er zijn, een mozaiek van gebrokenheid. Toch lopen we voortdurend tegen grenzen van inclusiviteit aan. Het kwaad gaat er dwars door heen. Grenzen stellen hoort bij vreedzaam samenleven.

In de Bijbel staan exclusieve teksten. Kun je exclusief geloven en toch sociaal inclusief leven? Botst dat niet met een seculiere en multireligieuze samenleving? En hoe geldt dat voor exclusieve teksten vanuit de islamitische traditie? Is eigenlijk iedereen niet exclusief?

Op 5 oktober organiseert de CHE met de Leerstoel ‘de Kerk in de context van de islam’ een symposium over deze vragen. Onderdeel van dit symposium is de afscheidsrede van Bernhard Reitsma als lector diversiteit en professionaliteit aan de CHE, over een theologie van inclusie.

Programma

13.00 – 13.30 Inloop
13.30 – 15.00 Opening en bijdrage door prof. dr. Joep Dubbink en dr. Razi H. Quadir
15.00 – 15.15 Pauze
15.15 – 16.00 Bijdrage door Johannes Leertouwer
16.00 – 16.30 Lezing door Bernhard Reitsma
16.30 – 17.00 Afscheid en afronding
17.00 – 18.00 Receptie

Aanmelden om dit symposium en afscheid bij te wonen, is noodzakelijk en kan via https://www.che.nl/evenementen/symposium-en-afscheid-bernhard-reitsma

Publicatie boek!

Het huidig onderzoek van de Leerstoel De kerk in de context van de islam heeft geleid tot de publicatie van een boek. Met dankbaarheid presenteren we ‘Religiously Exclusive, Socially Inclusive? – A Religious Response’.

In deze bundel staat de vraag centraal wat de spanning tussen inclusie en exclusie betekent voor de aanwezigheid van de kerk in de context van de islam. Het boek richt zich op Bijbelse teksten rondom exclusiviteit en geloofsafval, en bestudeert interpretaties van dergelijke teksten. Deel van deze verkenning is de inbreng van joodse en islamitische stemmen betreffende de genoemde thema’s, alsmede reflectie op casussen waar genoemde thema’s zichtbaar worden. De bundel eindigt met een systematische en missiologische reflectie op zaken die christelijke kerken en anderen religieuze gemeenschappen vandaag de dag moeten addresseren.

Dit boek lezen?

Op 5 oktober zal deze bundel gepresenteerd worden tijdens een symposium aan de Christelijke Hogeschool Ede (nadere info volgt). Het is de hoop van de Leerstoel dat deze bundel kan bijdragen aan de bezinning hoe de christelijke gemeenschap zich kan verhouden tot een multireligieuze samenleving, en in het bijzonder tot de islam.

 

 

Symposium: De kracht van polarisatie | Van verwijdering naar verbinding

Hoe ontmoeten we elkaar als het gaat om precaire thema’s waarbij naast theologische standpunten ook emoties een grote rol spelen? Polarisatie: wij-zij denken dat een eigen leven gaat leiden en tot verwijdering leidt. Tijdens het symposium ‘De kracht van polarisatie’, op 12 mei 2023, gaan we hierover in gesprek.

Is het mogelijk om weer tot verbinding te komen? Bart Brandsma heeft een model ontwikkelt hoe we kunnen omgaan met polarisatie. Bernhard Reitsma, hoogleraar van de Leerstoel ‘De kerk in de context van de islam’, reflecteert op polarisatie vanuit een inclusieve theologische benadering en hij benut dat voor christelijke contexten. We gaan graag met u in gesprek over een aantal prikkelende casussen.

Alle informatie, het programma, en de mogelijkheid tot aanmelden, vindt u hier: Symposium: De kracht van polarisatie.

Dr. Reitsma 25 jaar predikant: „Niet weglopen voor kritische vragen”

Kerst hoef je niet te verpakken als „lichtjesfeest” om toch uitnodigend naar moslims te kunnen zijn, leerde dr. Bernhard Reitsma. Als predikant met een bijzondere opdracht stond hij deze maand 25 jaar in het ambt.

Vragen stellen. Kritische vragen stellen aan zijn eigen geloof, dat is wat dr. Reitsma steeds opnieuw doet. En als hij het zelf niet doet, dan krijgt hij die vragen wel door de confrontatie van zijn geloof met de islam. „Dat is een godsdienst die het christendom voortdurend bevraagt. En voor die vragen hoeven we niet weg te lopen. In één van de boeken van Chaim Potok komt een oude orthodoxe rabbi voor. Die zegt: Als de Thora de kritische vragen niet kan doorstaan, is ze het niet waard om je leven voor te geven.” […]

Dit artikel verder lezen? Kijk op de website van het Reformatorisch Dagblad: Dr. Reitsma 25 jaar predikant.

 

 

Kun je als christen Israël (nog) steunen?

Hoogleraar van de Leerstoel ‘De kerk in de context van de islam’, dr. Bernhard Reitsma, was te gast bij de podcast van het Nederlands Dagblad: ‘Dick En Daniël Geloven Het Wel’. In deze podcast ging dr. Reitsma in gesprek over een heikel thema.

Te gast zijn Bernhard Reitsma en Joan Bonhof, beide kenners van Israël en het Midden-Oosten. De staat Israël bestaat 75 jaar. Voor veel christenen is dat nét iets bijzonderder dan als het gaat om een ander willekeurig land. Is de oprichting van de staat Israël de vervulling van een bijbelse profetie of ‘gewoon’ een land zoals alle andere? En wat kun je daarbij leren van Palestijnse medechristenen? Bernhard spreekt veel van hen en weet: de vaak kritiekloze steun van westerse christenen aan de staat Israël is een van de belangrijkste blokkades voor het gesprek met moslims over het evangelie. Joan legt uit wat er zo kwalijk is aan de ‘vervangingstheologie’ en ontdekte dat je mensen – Joden, christenen, moslims – niet moet indelen in vakjes, maar werkelijk naar hun verhalen moet luisteren.

De podcast is terug te luisteren via: Kun je als christen Israël (nog) steunen?

Geen woorden maar daden – Door Willem Jansen

Op zomaar een maandagmiddag help ik mijn zoon bij een kleine verhuizing in Delfshaven, Rotterdam. Hij woont met een aantal studenten vlak achter de Anton Pieck-achtige haven, met de beroemde Pelgrimvaderskerk. Hijzelf en zijn medebewoners zijn actief bij de christelijke studentenvereniging de Navigators. Met veel passen en meten wurmen we een grote rokersstoel door de te smalle deur, door het nauwe trapgat naar zijn kleine koninkrijk. De Marokkaans-Nederlandse buurman kijkt kritisch toe.

De voordeur was al een keer ingetrapt door deze buurman vanwege de herrie van zijn studentenburen. Al meer dan twintig jaar ergert hij zich aan dat studentenkabaal. De studenten hadden op hun beurt veel klachten aan de politie geuit over de agressie van diezelfde buurman. Eén student had er zelfs een brief aan gewaagd aan de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb. De burgervader staat erom bekend van dergelijke zaken echt werk te maken.

Nu staan er een wijkagent, zijn collega en een maatschappelijk werker op de stoep. Eerst gaan zij poolshoogte nemen bij de boze buurman. Daarna benen zij door het studentenhuis. Stampvoetend en met de voordeur smijtend, doen zij een geluidsoverlast-test. Mijn zoon zegt twee keer dat hij er nerveus van wordt. De trap naar de bovenste etage zou inderdaad wel een tapijtje kunnen gebruiken om de buurman tegemoet te komen. De huurbaas zal daarvoor worden benaderd. Diezelfde baas had op verzoek van de studenten al toegezegd camera’s te plaatsen omdat zij zich intussen steeds onveiliger zijn gaan voelen.

De studenten die hun ‘geloof in het systeem’ dreigden kwijt te raken, hebben even het gevoel serieus te worden genomen. De buurman kon zíjn verhaal weer even aan politie en maatschappelijk werk kwijt. Het team van Aboutaleb fietst na gedane zaken de ernstig vervuilde straat weer uit, richting de Mc-Donalds. Wij volgen hen voor een Surinaamse lunch-hap en broodje Hollandse haring, schoongemaakt door mensen uit het Midden-Oosten.

Pal voor de Mc, spreken enkele jongeren met baarden en jelabba’s ons aan. Op een houten bord staat: ‘Wat is de Islam?’ Onder het toeziend oog van mijn dochter, vraagt één van de jongeren of ik in Jezus geloof. Ja, zeg, ik: ‘Ik heb zelf lezingen gegeven over Jezus in Bijbel en Koran’. Of ik geloof dat Hij de Zoon van God is en welke bewijzen ik daarvoor heb. We hebben echt trek gekregen van de lichamelijke inspanning, en minder zin in een dergelijke theologische woordenwisseling over iets waar christenen en moslims het al meer dan 1400 jaar niet eens kunnen worden. Ik herinner me de straatdebatten in Nairobi, waar ik te midden van grote groepen Somalische moslims een dergelijke ‘dialoog’ meer dan eens – en tot volle ontevredenheid – voerde.

‘Is het niet zinniger’, opperde ik, ‘om als christenen en moslims ons in te spannen om als gelovigen elkaar aan te zetten tot het doen van goede daden in een samenleving die van God-los is’?’ In het vijfde hoofdstuk van de Koran staat inderdaad zoiets, dat mensen van het boek elkaar zouden moeten beconcurreren met het doen van goede werken. Schiet dat niet meer op dan weer die eeuwige woordenstrijd over de drie-eenheid en over de profeet Mohammed als het Licht? Dat past toch ook weer beter in deze stad van ‘geen woorden, maar daden’. Maar zover kwamen we niet. Mijn dochter wil haar broodje haring. Met een door Salafi Publications (Birmingham) uitgegeven folder over ‘Jezus de Messias in Islam, in het Christendom, in werkelijkheid’ in de hand, nemen we op Covid-19 afstand, afscheid. Ik wens deze jongeren van het Sunnah Center, een Ramadhaan Kariem, een gezegend vasten toe.

 

Willem Jansen is programma coördinator voor de internationale organisatie Initiatives of Change en studenten predikant in Den Haag. In 2018 promoveerde hij op basis van een case study in Nairobi, Kenia: ‘Human Dignity and Diapraxis in ‘Little Mogadishu’, Human Rights Culture in the Interreligious Context of Kenya’. Hij is getrouwd en vader van drie kinderen.

 

Photo by Rineshkumar Ghirao on Unsplash

TIJD VOOR EEN ANDERE TAAL

Alles begint met taal. De diep menselijke ervaring van religie is geworteld in de taal, omdat religie onmogelijk kan floreren zonder het gesproken, gezongen en geschreven woord, al dan niet met hoofdletters geschreven. Kerkelijke breuken vinden ook plaats dankzij hetzelfde woord, omdat hermeneutiek en exegese hebben geleid tot zo’n bonte verzameling kerken dat de grootte van de laatste kieslijst opvalt. Kortom, woorden zijn belangrijk.  Ik herhaal, woorden zijn belangrijk. Ze kunnen uitsluiten of insluiten, stigmatiseren of verbinden. Het maatschappelijke debat over de islam is een schoolvoorbeeld van de destructieve kracht van taal. Politici, media en burgers hebben nu een vocabulaire geleerd waarin het bijna een bijzonder kenmerk is wanneer moslims enigszins genuanceerd in het nieuws zijn. Uit onderzoek  naar berichtgeving over moslims in de media bleek dat de vier grootste kranten in Nederland vooral schrijven over terrorisme in relatie tot de islam, de onderdrukking van vrouwen door de islam, het wij – zij, het  wereldbeeld van Huntington, waar ‘zij’ de moslims zijn en ‘wij’ het verlichte Westen– en tot slot een verregaande problematisering van migranten en vluchtelingen. 

Onze taal is nu doordrenkt met negatieve beelden over moslims en de islam. We hebben het over een ‘liberale’ moslim als  hij zich niet aan de rituele voorschriften houdt. Alsof de rest  zich houdt aan een niet-liberale islam. We hebben het over een ‘feministische’ moslima als ze de hoofddoek afdoet, alsof alle moslims met een hoofddoek het slachtoffer zijn van het patriarchaat. We verheffen de uitzondering tot ideaal en kalibreren het tot seculiere, westerse standaard. Vervolgens problematiseren we de groep voor een groot deel door er slechte, taalkundige labels op te zetten.   We kennen de diversiteit onder moslims niet, het resultaat van talloze moskeescheuren en culturele  manifestaties. En ik durf te zeggen dat de meeste mensen er ook niets om geven. 

Christenen in Nederland maken zich opnieuw schuldig aan stigmatisering en uitsluiting van moslims. Het doet me pijn om dit op te schrijven, maar als je als christelijke partij voor een boerkaverbod stemt, financiering uit alleen moslimlanden wilt blokkeren,  vooral niet-moslimvluchtelingen wilt opnemen, met een openlijk islamofobe partij wilt werken en je praat nog steeds over vrijheid en  gelijkheid, dan heb je het evangelie niet goed begrepen. Toen ik twee jaar geleden een weekend in een zusterklooster verbleef als onderdeel van een dialoogproject, dacht ik: waarom wordt dit huis niet gezien als een bron van radicalisering? Vrouwen sluiten zich aan bij een vrij strikte religieuze orde, verbreken sociale banden, zijn de hele dag bezig met rituele diensten en op zondag mogen ze niet achter de preekstoel staan. We noemen een klooster liefkozend een plaats van stilte, zou een islamitische variant op zo’n label kunnen rekenen? 

Christenen, ik schrijf het bewust als meervoud, moeten nadenken over een andere strijd, namelijk de strijd tussen seculier denken en religieus denken. Actief belijdende moslims zijn een verwaarloosbare minderheid in dit land, er zal nooit een islamitische politieke meerderheid zijn en moslims zijn nog meer verdeeld dan alle kerken samen – focus daarom op een ander gevaar. Het seculiere idee dat religie  een irrationele bron van leven is en daarom geen plaats in de openbare ruimte verdient,  betekent dat niet  alleen moslims, maar alle gelovigen voor hun vrijheden moeten zorgen. Als ‘de kerk’ zich blijft richten op moslims,  kan ze thuiskomen van een koude kermis wanneer de seculiere wind ervoor zorgt dat alle christelijke wortels uit de grond scheuren. Je hebt dan een stoffig cultureel christendom van het zoeken naar paaseieren en twee weken vrij voor Kerstmis. 

Een andere reden waarom christenen vooral een partnerschapsmodel met moslims zouden kunnen overwegen, is dat de ontkerkelijking in Nederland gestaag doorgaat. Je krijgt geen extra gezicht door je te verzetten tegen de radicale islam en jezelf te presenteren als een betere religie. Je wint er geen zielen mee. Tijdens mijn vele kerkbezoeken heb ik zelf ervaren dat de kerkbanken jaar na jaar leger worden, ondanks de ogenschijnlijk jaren van progressieve islamisering. Wat is dan je verhaal als kerk? Is het verhaal: pas op voor de islam? Of is het verhaal: deze samenleving vereist geest, barmhartigheid, naastenliefde en verwantschap. Dat is de taal van de ziel. 

Je wedt dat ik als liberaal, humanistisch, orthodox, feministisch, cultureel of een andere moslim met een label daarvoor uit bed kom rollen en naast de christen sta. Maar het is moeilijk voor mij om ’s ochtends wakker te worden als ik christenen moet bewijzen dat ik goed ben, of dat ik moet uitleggen dat de  Koran  echt anders over Jezus denkt dan de Bijbel. Waarom gaat het gesprek daar de hele tijd over?  Moslims maken deel uit van de Koran en christenen behoren niet voor niets tot het evangelie- anders zouden moslims christenen zijn en christenen moslims. Waarom praten we niet weer over de taal van de ziel? Dan heb je in plaats van één bron maar liefst twee rijk gevulde bronnen waaruit je kunt putten. Dit land, de kerk en de moskee hebben dit tegenwoordig veel meer nodig.   

Enis Odaci 

Enis Odaci (1975)  is hoofd online bij Volzin. Hij is beleidsadviseur, spreker en publicist over islam, diversiteit en samenleving. Samen met pastoor Herman Koetsveld publiceerde hij twee boeken, De Zeven Zuilen en Spiegelreis, over de ontmoetingen tussen christendom en islam. 

Kun je ook té inclusief zijn?

“Kom verder, kom verder!” De man in de smetteloos witte dishdasha (lang gewaad) gebaart uitnodigend naar zijn voordeur. Ik heb geen tijd, en de man misschien evenmin, maar dat staat hem niet in de weg me uit te nodigen in zijn huis. We spreken af dat ik een volgende keer langskom. Zodat we elkaar een beetje kunnen leren kennen. Door gewoon samen te zitten in zijn majlis (Arabische zitkamer), thee te drinken en te spreken over wat ons bezighoudt. Dit is inclusiviteit ten top. En ik ervaar het heel regelmatig sinds ik op het Arabisch Schiereiland woon.

Ja, ik ben anders dan de meeste mensen om me heen. Ik zie er anders uit, draag andere kleren, eet andere dingen, spreek een andere taal, houd er andere gewoonten op na en vooral, ik geloof andere dingen. Mijn identiteit in Christus is onopgeefbaar voor mij, zoals de islamitische identiteit onopgeefbaar is voor veel van mijn buren. Toch vormen al die verschillen geen belemmering voor mensen om me uit te nodigen in hun huis – uitnodigingen die ik als het even kan dankbaar aanvaard.

Gisteren had ik het er nog met mijn vrouw en een paar vrienden over. Zijn wij net zo gastvrij? Ja, als er iemand aan de deur staat probeer ik hetzelfde te doen. “Tfaddel, kom binnen!” Maar als het echt helemaal niet uitkomt? Dan vind ik het eerlijk gezegd lastig, zo niet huichelachtig, om iemand toch enthousiast binnen te vragen. Dat is de keerzijde van de beroemde gastvrijheid: ook als je superdruk bent en omkomt in het werk, moet je toch maar doen alsof je al de hele dag zat te wachten op de gast die onverwacht aanklopt. Gasten ontvangen is nu eenmaal een topprioriteit in deze samenleving – ook als het lastig is.

En ik heb er meer vragen bij. Want gasten ontvangen is één, maar waar is het punt waarop gasten niet langer gasten zijn, maar vrienden worden? Waarop de plichtplegingen achterwege gelaten kunnen worden? Zelfs lokale mensen bereiken dat punt onderling soms pas na lange tijd, als ze het ooit bereiken. Ik heb er vaak over verbaasd gestaan hoe uitermate beleefd goede vrienden kunnen zijn naar elkaar, zonder dat er ook maar één wanklank valt. Het is prachtig, maar delen ze op die manier werkelijk in elkaars leven, in elkaars zorgen, in elkaars moeiten? Is er ruimte om die schaduwkanten van het leven te integreren in het onderlinge contact? Of is dat té inclusief? En kan dat eigenlijk wel, té inclusief zijn?

Kortom, het leven hier zet me steeds weer aan het denken. Over wat een ideale leefgemeenschap is. Over hoe een gemeenschap van lokale christenen eruit zou kunnen zien. Over wie in zo’n gemeenschap welkom is, en op welke voorwaarden. En over wat we in zo’n gemeenschap eigenlijk met elkaar willen delen. Want wat voor de één inclusief is, kan voor de ander zomaar heel overweldigend zijn.

Jacob Hoekman is freelance journalist en woont in het Midden-Oosten. Hij schrijft voor diverse media over de regio. Hij schreef recent het boek “In de schaduw van het kalifaat”, over de Arabische wereld. Eerder schreef hij “Zonen van Ismaël”, over de diverse visies van de kerk op de islam.

Mogen we onze Moslim vrienden een ‘gezegende Ramadan’ wensen?

Een paar dagen geleden begon de maand Ramadan. ‘Ramadan’ is de naam van de huidige maand, de negende van de islamitische maankalender. Deze maand symboliseert de 29 tot 30 dagen van vasten door moslims, één van de vijf pijlers van de Islam.

Social Media stonden de afgelopen dagen vol met Ramadan gerelateerde berichten en commentaren. Aangezien Facebook je meestal verbindt met gelijkgestemden, zijn de berichten die ik heb gezien voor het grootste gedeelte vrome berichten van mijn moslim vrienden of goede wensen van sympathieke niet-moslim vrienden.

Maar van tijd tot tijd vind je, zowel in mijn netwerk als in andere ‘minder moslim-vriendelijke netwerken’, zeker ook afwijzende meningen of zelfs de reactie van christenen die waarschuwen dat christenen moslims geen zegen of geluk mogen toewensen voor Ramadan.

Een vriend die enige tijd geleden mensen via Facebook op de korrel nam, omdat ze moslims iets goeds toewensten, voerde aan dat dit hypocriet is. Christenen en moslims zijn het over een aantal religieuze zaken niet eens en iemand die niet bij Jezus hoort kan eenvoudig geen zegen ontvangen. Volgens hem is de enige legitieme zegen die we kunnen geven de ‘Jezus-zegen’.

Ik wil niet veroordelend zijn naar deze houding. Religies neigen van nature naar exclusiviteit ten opzichte van andere religies en religieuze mensen worden van nature geconfronteerd met verschillende dilemma’s als ze nadenken over hoe ze zich moeten verhouden tot leden van andere religieuze groepen. Wel zou ik kort willen verkennen wat Jezus zou willen dat we onze moslim vrienden gedurende dit Ramadan seizoen zouden toewensen.

De eerste gedacht die bij mij boven komt, is dat Jezus ons uitnodigt om iedereen te zegenen, ook onze vijanden: Tot jullie die naar mij luisteren, zeg ik: heb je vijanden lief, wees goed voor wie jullie haten, zegen wie jullie vervloeken, bid voor wie jullie slecht behandelen (Luk. 6:27-28). Niet dat ik moslims op enige wijze als mijn vijanden beschouw, maar zo hoog legt Jezus de lat voor ons. We kunnen dan zeker niet de fout ingaan wanneer we onze vrienden en buren een zegen toe wensen.

Het tweede dat mij opvalt is dat moslimextremisten ook beweren dat moslims christenen niet het goede mogen toewensen op hun feestdagen. Zij baseren dat op de Koran, soera 5 (al-Ma-ida), vers 51. Shakir’s engelse vertaling van het vers zegt: O, gij gelovige! Word geen vrienden met joden en christenen, zij zijn vrienden van elkaar. En wie onder u hen als vriend neemt, hij is een van hen. Allah leidt niet de onrechtvaardige mensen. Andere bekende vertalers, zoals Pickethal en Yusuf-Ali vertalen het op dezelfde manier. De recente Koran vertaling van mijn goede vriend Safi Kaskas kiest ervoor het anders te vertalen: Gelovigen, neem joden en christenen niet als bondgenoot. Zij zijn alleen bondgenoten van elkaar en wie zich verenigt met hen, wordt een van hen. God leidt niet zulke onrechtvaardige mensen.1

Kaskas vertaalt het oorspronkelijke Arabische awliyā op deze wijze correct. In de voetnoot bij het woord ‘bondgenoten’ legt hij de politieke oorsprong van dit woord uit. Een belangrijk deel van de verzen in de Koran hebben in de eerste plaats een tijdelijke in plaats van een universele betekenis, vooral de verzen die, zoals deze, volgens moslim geleerden zijn geopenbaard tijdens de sterk beladen periode na het tweede jaar van Mohammed’s migratie naar Medina.

Voor de meer universele boodschap van de Koran, over hoe je te verhouden tot christenen, kijkt Kaskas – in lijn met een aantal andere moslim commentaren – voornamelijk naar vers 82 van dezelfde soera: Je zult vinden dat de dichtstbijzijnden in genegenheid tot de gelovigen diegenen zijn, die zeggen: ‘wij zijn christenen’, omdat er priesters en monniken onder hen zijn en deze mensen geen arrogantie kennen.

Als moslimradicalen kunnen voorkomen dat er een kerstboom wordt geplaatst in hun stad gedurende de kerstperiode, ondanks een groot aantal christenen in die stad, dan beschouwen zij dat als een overwinning. Niet dat ik de kerstboom zo belangrijk vind, maar het is symbolisch. Als dit de machtsspelletjes zijn die religieuze fanatici spelen, dan wil ik stellig niet in die mentaliteit van moslimextremisten delen.

Een derde gedacht die bij mij boven komt, is dat ik niet verander in een moslim, als ik mijn moslim vrienden een ‘Ramadan Kariem’ (gelukkige, overvloedige Ramadan) of ‘Ramadan Moebarak’ (gezegende Ramadan). Net zomin als ik mezelf kan inbeelden dat een moslims die mij een gelukkig kerstfeest wenst, bekeerd is tot het christendom. Als een moslim vriend mij een gelukkig kerstfeest of gezegende Pasen wenst, dan kijk ik niet op hem neer als overloper of intrigant. Ik voel me gewoon vereerd en gewaardeerd en ik beschouw hem als een open-minded moslim. Op dezelfde manier maakt het ons genadiger, betere buren en om eerlijk te zijn betere mensen wanneer wij onze moslim vrienden ‘Ramadan Moebarak’ wensen.

Tot slot, waar zijn we uiteindelijk echt bang voor? Maken we ons zorgen dat we gezien worden als mensen die hun geloof compromitteren en water bij de wijn doen? Maar wat betekent het dan om compromissen te sluiten? Denken we dat onze moslim vrienden opeens zullen denken dat we moslim zijn geworden omdat we hen ‘Ramadan Kareem’ wensen? Of zijn we bang dat ze denken dat ze eindelijk een grote kosmische strijd hebben gewonnen? Of dat het betekent dat we gestopt zijn met het delen van het goede nieuws van Jezus? Als we die intentie hebben, dan gebeurt dat toch wel, los van of je mensen nu wel of niet een goede Ramadan toewenst. Vreemd om dan precies die goede wens als een compromis te zien.

Dus, heel eenvoudig, aan het begin van deze Ramadan maand, moedig ik al mijn christelijke vrienden aan om hun moslim vrienden een ‘Gezegende Ramadan’ te wensen. Nodig hen uit voor een Iftar (de dagelijkse maaltijd direct na zonsondergang) of accepteer hun uitnodiging voor een Iftar, als ze je daar mee willen eren. Geniet van de vriendschap, spreek met hen over spirituele zaken en over Jezus.

Door niets zal jouw moslim buurman zich meer geliefd en gewaardeerd voelen dan door zo’n houding!

 

MARTIN ACCAD is gepromoveerd (DPhil) aan de Universiteit van Oxford, VK. Hij is academisch directeur aan het Arab Baptist Theological Seminary, Mansourieh, Libanon, and Directeur van het Institute of Middle East Studies aan dit seminarie. Hij is ook universitair hoofddocent islamitische studies aan ABTS en (geaffilieerd) aan het Fuller Theological Seminary, Pasadena, California, VS. Recent publiceerde Accad Sacred Misinterpretation. Reaching across the Christian-Muslim Divide (Grand Rapids: Eerdmans, 2019) and was hij mede redacteur van The religious Other. A Biblical Understanding of Islam, the Qur’an and Muhammad (London: Langham, 2020).

 

Deze blog is eerder verschenen op de website van IMES Lebanon, https://abtslebanon.org/2016/06/10/should-we-wish-a-blessed-ramadan-on-our-muslim-friends/

Corona grensoverschrijdend?

Om vandaag een column te schrijven zonder dat het over corona gaat, is vrijwel onmogelijk. Het lijkt immers of de hele wereld tot stilstand gekomen is en alles draait om de strijd tegen de coronapandemie. In zekere zin terecht, deze strijd raakt immers op de één of andere manier iedereen in onze geglobaliseerde wereld. Het virus trekt zich, ondanks al ons pogen, weinig aan van grenzen en stoort zich ook niet aan religieuze overtuigingen.

De strijd tegen dit kwaad verbindt ons, tenminste het lijkt vanzelfsprekend dat een gezamenlijke strijd van belang isEen pandemie als deze brengt echter vaak mooie woorden over gezamenlijk belangen, maar in de praktijk vooral verwijdering in plaats van verbinding. We zien dat op allerlei niveaus. De ‘scramble for vaccins’ vindt alom plaats en verdeelt de wereld op een ongekende manier. Rijke landen kopen het leeuwendeel van de testen en de vaccins. De kloof met de z.g.n. derde wereld wordt hierdoor eerder groter dan kleiner. En volgens virologen zal dat er uiteindelijk toe leiden dat het virus blijft rondgaan en muteren, en uiteindelijk weer een variant opleveren die ook het rijke westen weer hard zal raken.  

Dichterbij blijkt dat mensen zich terugtrekken in de sfeer van het vertrouwde, de eigen bubbel. We kijken met meer wantrouwen naar de mensen die geen onderdeel zijn van onze inner cirlceVage contacten worden nog vager, en de eigen kring steeds kleiner. Psychologen vrezen dat dit langdurige negatieve effecten kan hebben op de gemeenschapDe ander raakt immers buiten beeld en onze eigen kleine kring wordt nog sterker het punt waar de wereld om draait.  

In de geschiedenis zijn dit de bekende en begrijpelijke reacties op pandemieën. Het gebeurde in de tijden van de pest, de cholera etc. In het verleden ging dit vaak gepaard met het zoeken van een zondebok. Je schermt je niet alleen af van de ander, maar de ander wordt ook veroordeeld. De Joden in Europa werden gezien als de oorzaak van de pest. Welke impact zal deze pandemie hebben op de contacten tussen de verschillende groepen in Nederland? De tendens om anderen te blameren werd ook zichtbaar in deze pandemie. Het virus werd al heel snel een ‘Chinees virus 

Tijdens de tweede golf bleek meer dan 50% van de coronapatiënten op het IC in Amsterdamse ziekenhuizen een migratie achtergrond te hebben, en de Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig te zijn. PVV-leider Geert Wilders gaf op Twitter direct zijn commentaar: ‘Dus behandelingen en operaties van Henk en Ingrid met kanker, hartfalen of andere ziektes worden weer uitgesteld omdat de ic’s vooral bezet worden door Mohammed en Fatima die onze taal niet spreken en lak hebben aan de regels?’  

Het blijkt dat ook nu een pandemie gemakkelijk de tegenstellingen, het wantrouwen tussen bevolkingsgroepen kan vergroten. Opvallend is dan dat dit zomaar ook de kerk kan treffen. Misschien zelfs meer dan op de allochtone medelanders, zijn de kerken in beeld gekomen als brandhaarden. Het zijn blijkbaar mensen die zich niet aan de regels houden, en zich niet op de gebruikelijke manier mengen in het maatschappelijke debat. Daar tegenover staan de pogingen van kerkgenootschappen en overlegorganen om juist deze reactie te voorkomen. Wat dan binnen kerken dezelfde processen van veroordeling en uitsluiting oplevert! Kerken, gemeenteleden die deugen, tegenover degenen die nergens om geven en alles maar laten gebeuren. 

De taal van de uitsluiting, het verdelen van de mensen in wij en zij, het blameren van de ander, is een veelkoppig monster. Het keert zich tegen elke mogelijke minderheid. Verandert van richting, maar behoudt haar karakter. Werden in het begin van onze jaartelling de christenen gezien als degene die zich schuldig maakten aan kinderoffers en het drinken van bloed. Nu kan dat zelfs door ‘christenen’ gebruikt worden tegen liberale politici.  

Corona doorbreekt alle grenzen, maar de reactie van ons doet dat niet! Het lijkt erop dat het oprichten van oude en nieuwe grenzen hét antwoord is dat we kunnen bedenken. Daagt de pandemie ons niet uit om toch weer na te denken over onze relatie met de ander? Het begint met de vraag hoe we over de ander spreken. Taal doet er toe. Het vraagt ook om vormen van contact. Hoe ingewikkeld ook op dit moment. Ook met de medelander met een migratie achtergrond of de islamitische buurman en buurvrouw. We moeten ons hoeden voor gedrag en taal die verdeelt, geen nieuwe grenzen oprichten, maar afbreken. Misschien meer dan ooit relevant, nu we misschien ook beter beseffen dat we niet alleen daders kunnen zijn, maar evengoed slachtoffer.  

Ds.J.P. (Jan) Ouwehand 

Na enkele jaren zendings- en hulpverleningswerk te hebben gedaan, is Jan predikant geworden in de Protestante Kerk in Nederland. Hij diende de gemeente van Wilnis en was daarna bijna 11 jaar directeur van de GZB, een zendingsorganisatie binnen de PKN. Sinds 15 november 2020 is hij fulltime predikant van de gemeenten Ilpendam en Watergang. Enkele jaren maakte Jan deel uit van het bestuur van de Stichting leerstoel de Kerk in de context van de Islam en heeft daar actief meegedacht in de ontwikkeling van het onderzoeksproject inclusion versus exclusion