Dr. Reitsma 25 jaar predikant: „Niet weglopen voor kritische vragen”

Kerst hoef je niet te verpakken als „lichtjesfeest” om toch uitnodigend naar moslims te kunnen zijn, leerde dr. Bernhard Reitsma. Als predikant met een bijzondere opdracht stond hij deze maand 25 jaar in het ambt.

Vragen stellen. Kritische vragen stellen aan zijn eigen geloof, dat is wat dr. Reitsma steeds opnieuw doet. En als hij het zelf niet doet, dan krijgt hij die vragen wel door de confrontatie van zijn geloof met de islam. „Dat is een godsdienst die het christendom voortdurend bevraagt. En voor die vragen hoeven we niet weg te lopen. In één van de boeken van Chaim Potok komt een oude orthodoxe rabbi voor. Die zegt: Als de Thora de kritische vragen niet kan doorstaan, is ze het niet waard om je leven voor te geven.” […]

Dit artikel verder lezen? Kijk op de website van het Reformatorisch Dagblad: Dr. Reitsma 25 jaar predikant.

 

 

Kun je als christen Israël (nog) steunen?

Hoogleraar van de Leerstoel ‘De kerk in de context van de islam’, dr. Bernhard Reitsma, was te gast bij de podcast van het Nederlands Dagblad: ‘Dick En Daniël Geloven Het Wel’. In deze podcast ging dr. Reitsma in gesprek over een heikel thema.

Te gast zijn Bernhard Reitsma en Joan Bonhof, beide kenners van Israël en het Midden-Oosten. De staat Israël bestaat 75 jaar. Voor veel christenen is dat nét iets bijzonderder dan als het gaat om een ander willekeurig land. Is de oprichting van de staat Israël de vervulling van een bijbelse profetie of ‘gewoon’ een land zoals alle andere? En wat kun je daarbij leren van Palestijnse medechristenen? Bernhard spreekt veel van hen en weet: de vaak kritiekloze steun van westerse christenen aan de staat Israël is een van de belangrijkste blokkades voor het gesprek met moslims over het evangelie. Joan legt uit wat er zo kwalijk is aan de ‘vervangingstheologie’ en ontdekte dat je mensen – Joden, christenen, moslims – niet moet indelen in vakjes, maar werkelijk naar hun verhalen moet luisteren.

De podcast is terug te luisteren via: Kun je als christen Israël (nog) steunen?

Geen woorden maar daden – Door Willem Jansen

Op zomaar een maandagmiddag help ik mijn zoon bij een kleine verhuizing in Delfshaven, Rotterdam. Hij woont met een aantal studenten vlak achter de Anton Pieck-achtige haven, met de beroemde Pelgrimvaderskerk. Hijzelf en zijn medebewoners zijn actief bij de christelijke studentenvereniging de Navigators. Met veel passen en meten wurmen we een grote rokersstoel door de te smalle deur, door het nauwe trapgat naar zijn kleine koninkrijk. De Marokkaans-Nederlandse buurman kijkt kritisch toe.

De voordeur was al een keer ingetrapt door deze buurman vanwege de herrie van zijn studentenburen. Al meer dan twintig jaar ergert hij zich aan dat studentenkabaal. De studenten hadden op hun beurt veel klachten aan de politie geuit over de agressie van diezelfde buurman. Eén student had er zelfs een brief aan gewaagd aan de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb. De burgervader staat erom bekend van dergelijke zaken echt werk te maken.

Nu staan er een wijkagent, zijn collega en een maatschappelijk werker op de stoep. Eerst gaan zij poolshoogte nemen bij de boze buurman. Daarna benen zij door het studentenhuis. Stampvoetend en met de voordeur smijtend, doen zij een geluidsoverlast-test. Mijn zoon zegt twee keer dat hij er nerveus van wordt. De trap naar de bovenste etage zou inderdaad wel een tapijtje kunnen gebruiken om de buurman tegemoet te komen. De huurbaas zal daarvoor worden benaderd. Diezelfde baas had op verzoek van de studenten al toegezegd camera’s te plaatsen omdat zij zich intussen steeds onveiliger zijn gaan voelen.

De studenten die hun ‘geloof in het systeem’ dreigden kwijt te raken, hebben even het gevoel serieus te worden genomen. De buurman kon zíjn verhaal weer even aan politie en maatschappelijk werk kwijt. Het team van Aboutaleb fietst na gedane zaken de ernstig vervuilde straat weer uit, richting de Mc-Donalds. Wij volgen hen voor een Surinaamse lunch-hap en broodje Hollandse haring, schoongemaakt door mensen uit het Midden-Oosten.

Pal voor de Mc, spreken enkele jongeren met baarden en jelabba’s ons aan. Op een houten bord staat: ‘Wat is de Islam?’ Onder het toeziend oog van mijn dochter, vraagt één van de jongeren of ik in Jezus geloof. Ja, zeg, ik: ‘Ik heb zelf lezingen gegeven over Jezus in Bijbel en Koran’. Of ik geloof dat Hij de Zoon van God is en welke bewijzen ik daarvoor heb. We hebben echt trek gekregen van de lichamelijke inspanning, en minder zin in een dergelijke theologische woordenwisseling over iets waar christenen en moslims het al meer dan 1400 jaar niet eens kunnen worden. Ik herinner me de straatdebatten in Nairobi, waar ik te midden van grote groepen Somalische moslims een dergelijke ‘dialoog’ meer dan eens – en tot volle ontevredenheid – voerde.

‘Is het niet zinniger’, opperde ik, ‘om als christenen en moslims ons in te spannen om als gelovigen elkaar aan te zetten tot het doen van goede daden in een samenleving die van God-los is’?’ In het vijfde hoofdstuk van de Koran staat inderdaad zoiets, dat mensen van het boek elkaar zouden moeten beconcurreren met het doen van goede werken. Schiet dat niet meer op dan weer die eeuwige woordenstrijd over de drie-eenheid en over de profeet Mohammed als het Licht? Dat past toch ook weer beter in deze stad van ‘geen woorden, maar daden’. Maar zover kwamen we niet. Mijn dochter wil haar broodje haring. Met een door Salafi Publications (Birmingham) uitgegeven folder over ‘Jezus de Messias in Islam, in het Christendom, in werkelijkheid’ in de hand, nemen we op Covid-19 afstand, afscheid. Ik wens deze jongeren van het Sunnah Center, een Ramadhaan Kariem, een gezegend vasten toe.

 

Willem Jansen is programma coördinator voor de internationale organisatie Initiatives of Change en studenten predikant in Den Haag. In 2018 promoveerde hij op basis van een case study in Nairobi, Kenia: ‘Human Dignity and Diapraxis in ‘Little Mogadishu’, Human Rights Culture in the Interreligious Context of Kenya’. Hij is getrouwd en vader van drie kinderen.

 

Photo by Rineshkumar Ghirao on Unsplash

TIJD VOOR EEN ANDERE TAAL

Alles begint met taal. De diep menselijke ervaring van religie is geworteld in de taal, omdat religie onmogelijk kan floreren zonder het gesproken, gezongen en geschreven woord, al dan niet met hoofdletters geschreven. Kerkelijke breuken vinden ook plaats dankzij hetzelfde woord, omdat hermeneutiek en exegese hebben geleid tot zo’n bonte verzameling kerken dat de grootte van de laatste kieslijst opvalt. Kortom, woorden zijn belangrijk.  Ik herhaal, woorden zijn belangrijk. Ze kunnen uitsluiten of insluiten, stigmatiseren of verbinden. Het maatschappelijke debat over de islam is een schoolvoorbeeld van de destructieve kracht van taal. Politici, media en burgers hebben nu een vocabulaire geleerd waarin het bijna een bijzonder kenmerk is wanneer moslims enigszins genuanceerd in het nieuws zijn. Uit onderzoek  naar berichtgeving over moslims in de media bleek dat de vier grootste kranten in Nederland vooral schrijven over terrorisme in relatie tot de islam, de onderdrukking van vrouwen door de islam, het wij – zij, het  wereldbeeld van Huntington, waar ‘zij’ de moslims zijn en ‘wij’ het verlichte Westen– en tot slot een verregaande problematisering van migranten en vluchtelingen. 

Onze taal is nu doordrenkt met negatieve beelden over moslims en de islam. We hebben het over een ‘liberale’ moslim als  hij zich niet aan de rituele voorschriften houdt. Alsof de rest  zich houdt aan een niet-liberale islam. We hebben het over een ‘feministische’ moslima als ze de hoofddoek afdoet, alsof alle moslims met een hoofddoek het slachtoffer zijn van het patriarchaat. We verheffen de uitzondering tot ideaal en kalibreren het tot seculiere, westerse standaard. Vervolgens problematiseren we de groep voor een groot deel door er slechte, taalkundige labels op te zetten.   We kennen de diversiteit onder moslims niet, het resultaat van talloze moskeescheuren en culturele  manifestaties. En ik durf te zeggen dat de meeste mensen er ook niets om geven. 

Christenen in Nederland maken zich opnieuw schuldig aan stigmatisering en uitsluiting van moslims. Het doet me pijn om dit op te schrijven, maar als je als christelijke partij voor een boerkaverbod stemt, financiering uit alleen moslimlanden wilt blokkeren,  vooral niet-moslimvluchtelingen wilt opnemen, met een openlijk islamofobe partij wilt werken en je praat nog steeds over vrijheid en  gelijkheid, dan heb je het evangelie niet goed begrepen. Toen ik twee jaar geleden een weekend in een zusterklooster verbleef als onderdeel van een dialoogproject, dacht ik: waarom wordt dit huis niet gezien als een bron van radicalisering? Vrouwen sluiten zich aan bij een vrij strikte religieuze orde, verbreken sociale banden, zijn de hele dag bezig met rituele diensten en op zondag mogen ze niet achter de preekstoel staan. We noemen een klooster liefkozend een plaats van stilte, zou een islamitische variant op zo’n label kunnen rekenen? 

Christenen, ik schrijf het bewust als meervoud, moeten nadenken over een andere strijd, namelijk de strijd tussen seculier denken en religieus denken. Actief belijdende moslims zijn een verwaarloosbare minderheid in dit land, er zal nooit een islamitische politieke meerderheid zijn en moslims zijn nog meer verdeeld dan alle kerken samen – focus daarom op een ander gevaar. Het seculiere idee dat religie  een irrationele bron van leven is en daarom geen plaats in de openbare ruimte verdient,  betekent dat niet  alleen moslims, maar alle gelovigen voor hun vrijheden moeten zorgen. Als ‘de kerk’ zich blijft richten op moslims,  kan ze thuiskomen van een koude kermis wanneer de seculiere wind ervoor zorgt dat alle christelijke wortels uit de grond scheuren. Je hebt dan een stoffig cultureel christendom van het zoeken naar paaseieren en twee weken vrij voor Kerstmis. 

Een andere reden waarom christenen vooral een partnerschapsmodel met moslims zouden kunnen overwegen, is dat de ontkerkelijking in Nederland gestaag doorgaat. Je krijgt geen extra gezicht door je te verzetten tegen de radicale islam en jezelf te presenteren als een betere religie. Je wint er geen zielen mee. Tijdens mijn vele kerkbezoeken heb ik zelf ervaren dat de kerkbanken jaar na jaar leger worden, ondanks de ogenschijnlijk jaren van progressieve islamisering. Wat is dan je verhaal als kerk? Is het verhaal: pas op voor de islam? Of is het verhaal: deze samenleving vereist geest, barmhartigheid, naastenliefde en verwantschap. Dat is de taal van de ziel. 

Je wedt dat ik als liberaal, humanistisch, orthodox, feministisch, cultureel of een andere moslim met een label daarvoor uit bed kom rollen en naast de christen sta. Maar het is moeilijk voor mij om ’s ochtends wakker te worden als ik christenen moet bewijzen dat ik goed ben, of dat ik moet uitleggen dat de  Koran  echt anders over Jezus denkt dan de Bijbel. Waarom gaat het gesprek daar de hele tijd over?  Moslims maken deel uit van de Koran en christenen behoren niet voor niets tot het evangelie- anders zouden moslims christenen zijn en christenen moslims. Waarom praten we niet weer over de taal van de ziel? Dan heb je in plaats van één bron maar liefst twee rijk gevulde bronnen waaruit je kunt putten. Dit land, de kerk en de moskee hebben dit tegenwoordig veel meer nodig.   

Enis Odaci 

Enis Odaci (1975)  is hoofd online bij Volzin. Hij is beleidsadviseur, spreker en publicist over islam, diversiteit en samenleving. Samen met pastoor Herman Koetsveld publiceerde hij twee boeken, De Zeven Zuilen en Spiegelreis, over de ontmoetingen tussen christendom en islam. 

Kun je ook té inclusief zijn?

“Kom verder, kom verder!” De man in de smetteloos witte dishdasha (lang gewaad) gebaart uitnodigend naar zijn voordeur. Ik heb geen tijd, en de man misschien evenmin, maar dat staat hem niet in de weg me uit te nodigen in zijn huis. We spreken af dat ik een volgende keer langskom. Zodat we elkaar een beetje kunnen leren kennen. Door gewoon samen te zitten in zijn majlis (Arabische zitkamer), thee te drinken en te spreken over wat ons bezighoudt. Dit is inclusiviteit ten top. En ik ervaar het heel regelmatig sinds ik op het Arabisch Schiereiland woon.

Ja, ik ben anders dan de meeste mensen om me heen. Ik zie er anders uit, draag andere kleren, eet andere dingen, spreek een andere taal, houd er andere gewoonten op na en vooral, ik geloof andere dingen. Mijn identiteit in Christus is onopgeefbaar voor mij, zoals de islamitische identiteit onopgeefbaar is voor veel van mijn buren. Toch vormen al die verschillen geen belemmering voor mensen om me uit te nodigen in hun huis – uitnodigingen die ik als het even kan dankbaar aanvaard.

Gisteren had ik het er nog met mijn vrouw en een paar vrienden over. Zijn wij net zo gastvrij? Ja, als er iemand aan de deur staat probeer ik hetzelfde te doen. “Tfaddel, kom binnen!” Maar als het echt helemaal niet uitkomt? Dan vind ik het eerlijk gezegd lastig, zo niet huichelachtig, om iemand toch enthousiast binnen te vragen. Dat is de keerzijde van de beroemde gastvrijheid: ook als je superdruk bent en omkomt in het werk, moet je toch maar doen alsof je al de hele dag zat te wachten op de gast die onverwacht aanklopt. Gasten ontvangen is nu eenmaal een topprioriteit in deze samenleving – ook als het lastig is.

En ik heb er meer vragen bij. Want gasten ontvangen is één, maar waar is het punt waarop gasten niet langer gasten zijn, maar vrienden worden? Waarop de plichtplegingen achterwege gelaten kunnen worden? Zelfs lokale mensen bereiken dat punt onderling soms pas na lange tijd, als ze het ooit bereiken. Ik heb er vaak over verbaasd gestaan hoe uitermate beleefd goede vrienden kunnen zijn naar elkaar, zonder dat er ook maar één wanklank valt. Het is prachtig, maar delen ze op die manier werkelijk in elkaars leven, in elkaars zorgen, in elkaars moeiten? Is er ruimte om die schaduwkanten van het leven te integreren in het onderlinge contact? Of is dat té inclusief? En kan dat eigenlijk wel, té inclusief zijn?

Kortom, het leven hier zet me steeds weer aan het denken. Over wat een ideale leefgemeenschap is. Over hoe een gemeenschap van lokale christenen eruit zou kunnen zien. Over wie in zo’n gemeenschap welkom is, en op welke voorwaarden. En over wat we in zo’n gemeenschap eigenlijk met elkaar willen delen. Want wat voor de één inclusief is, kan voor de ander zomaar heel overweldigend zijn.

Jacob Hoekman is freelance journalist en woont in het Midden-Oosten. Hij schrijft voor diverse media over de regio. Hij schreef recent het boek “In de schaduw van het kalifaat”, over de Arabische wereld. Eerder schreef hij “Zonen van Ismaël”, over de diverse visies van de kerk op de islam.

Mogen we onze Moslim vrienden een ‘gezegende Ramadan’ wensen?

Een paar dagen geleden begon de maand Ramadan. ‘Ramadan’ is de naam van de huidige maand, de negende van de islamitische maankalender. Deze maand symboliseert de 29 tot 30 dagen van vasten door moslims, één van de vijf pijlers van de Islam.

Social Media stonden de afgelopen dagen vol met Ramadan gerelateerde berichten en commentaren. Aangezien Facebook je meestal verbindt met gelijkgestemden, zijn de berichten die ik heb gezien voor het grootste gedeelte vrome berichten van mijn moslim vrienden of goede wensen van sympathieke niet-moslim vrienden.

Maar van tijd tot tijd vind je, zowel in mijn netwerk als in andere ‘minder moslim-vriendelijke netwerken’, zeker ook afwijzende meningen of zelfs de reactie van christenen die waarschuwen dat christenen moslims geen zegen of geluk mogen toewensen voor Ramadan.

Een vriend die enige tijd geleden mensen via Facebook op de korrel nam, omdat ze moslims iets goeds toewensten, voerde aan dat dit hypocriet is. Christenen en moslims zijn het over een aantal religieuze zaken niet eens en iemand die niet bij Jezus hoort kan eenvoudig geen zegen ontvangen. Volgens hem is de enige legitieme zegen die we kunnen geven de ‘Jezus-zegen’.

Ik wil niet veroordelend zijn naar deze houding. Religies neigen van nature naar exclusiviteit ten opzichte van andere religies en religieuze mensen worden van nature geconfronteerd met verschillende dilemma’s als ze nadenken over hoe ze zich moeten verhouden tot leden van andere religieuze groepen. Wel zou ik kort willen verkennen wat Jezus zou willen dat we onze moslim vrienden gedurende dit Ramadan seizoen zouden toewensen.

De eerste gedacht die bij mij boven komt, is dat Jezus ons uitnodigt om iedereen te zegenen, ook onze vijanden: Tot jullie die naar mij luisteren, zeg ik: heb je vijanden lief, wees goed voor wie jullie haten, zegen wie jullie vervloeken, bid voor wie jullie slecht behandelen (Luk. 6:27-28). Niet dat ik moslims op enige wijze als mijn vijanden beschouw, maar zo hoog legt Jezus de lat voor ons. We kunnen dan zeker niet de fout ingaan wanneer we onze vrienden en buren een zegen toe wensen.

Het tweede dat mij opvalt is dat moslimextremisten ook beweren dat moslims christenen niet het goede mogen toewensen op hun feestdagen. Zij baseren dat op de Koran, soera 5 (al-Ma-ida), vers 51. Shakir’s engelse vertaling van het vers zegt: O, gij gelovige! Word geen vrienden met joden en christenen, zij zijn vrienden van elkaar. En wie onder u hen als vriend neemt, hij is een van hen. Allah leidt niet de onrechtvaardige mensen. Andere bekende vertalers, zoals Pickethal en Yusuf-Ali vertalen het op dezelfde manier. De recente Koran vertaling van mijn goede vriend Safi Kaskas kiest ervoor het anders te vertalen: Gelovigen, neem joden en christenen niet als bondgenoot. Zij zijn alleen bondgenoten van elkaar en wie zich verenigt met hen, wordt een van hen. God leidt niet zulke onrechtvaardige mensen.1

Kaskas vertaalt het oorspronkelijke Arabische awliyā op deze wijze correct. In de voetnoot bij het woord ‘bondgenoten’ legt hij de politieke oorsprong van dit woord uit. Een belangrijk deel van de verzen in de Koran hebben in de eerste plaats een tijdelijke in plaats van een universele betekenis, vooral de verzen die, zoals deze, volgens moslim geleerden zijn geopenbaard tijdens de sterk beladen periode na het tweede jaar van Mohammed’s migratie naar Medina.

Voor de meer universele boodschap van de Koran, over hoe je te verhouden tot christenen, kijkt Kaskas – in lijn met een aantal andere moslim commentaren – voornamelijk naar vers 82 van dezelfde soera: Je zult vinden dat de dichtstbijzijnden in genegenheid tot de gelovigen diegenen zijn, die zeggen: ‘wij zijn christenen’, omdat er priesters en monniken onder hen zijn en deze mensen geen arrogantie kennen.

Als moslimradicalen kunnen voorkomen dat er een kerstboom wordt geplaatst in hun stad gedurende de kerstperiode, ondanks een groot aantal christenen in die stad, dan beschouwen zij dat als een overwinning. Niet dat ik de kerstboom zo belangrijk vind, maar het is symbolisch. Als dit de machtsspelletjes zijn die religieuze fanatici spelen, dan wil ik stellig niet in die mentaliteit van moslimextremisten delen.

Een derde gedacht die bij mij boven komt, is dat ik niet verander in een moslim, als ik mijn moslim vrienden een ‘Ramadan Kariem’ (gelukkige, overvloedige Ramadan) of ‘Ramadan Moebarak’ (gezegende Ramadan). Net zomin als ik mezelf kan inbeelden dat een moslims die mij een gelukkig kerstfeest wenst, bekeerd is tot het christendom. Als een moslim vriend mij een gelukkig kerstfeest of gezegende Pasen wenst, dan kijk ik niet op hem neer als overloper of intrigant. Ik voel me gewoon vereerd en gewaardeerd en ik beschouw hem als een open-minded moslim. Op dezelfde manier maakt het ons genadiger, betere buren en om eerlijk te zijn betere mensen wanneer wij onze moslim vrienden ‘Ramadan Moebarak’ wensen.

Tot slot, waar zijn we uiteindelijk echt bang voor? Maken we ons zorgen dat we gezien worden als mensen die hun geloof compromitteren en water bij de wijn doen? Maar wat betekent het dan om compromissen te sluiten? Denken we dat onze moslim vrienden opeens zullen denken dat we moslim zijn geworden omdat we hen ‘Ramadan Kareem’ wensen? Of zijn we bang dat ze denken dat ze eindelijk een grote kosmische strijd hebben gewonnen? Of dat het betekent dat we gestopt zijn met het delen van het goede nieuws van Jezus? Als we die intentie hebben, dan gebeurt dat toch wel, los van of je mensen nu wel of niet een goede Ramadan toewenst. Vreemd om dan precies die goede wens als een compromis te zien.

Dus, heel eenvoudig, aan het begin van deze Ramadan maand, moedig ik al mijn christelijke vrienden aan om hun moslim vrienden een ‘Gezegende Ramadan’ te wensen. Nodig hen uit voor een Iftar (de dagelijkse maaltijd direct na zonsondergang) of accepteer hun uitnodiging voor een Iftar, als ze je daar mee willen eren. Geniet van de vriendschap, spreek met hen over spirituele zaken en over Jezus.

Door niets zal jouw moslim buurman zich meer geliefd en gewaardeerd voelen dan door zo’n houding!

 

MARTIN ACCAD is gepromoveerd (DPhil) aan de Universiteit van Oxford, VK. Hij is academisch directeur aan het Arab Baptist Theological Seminary, Mansourieh, Libanon, and Directeur van het Institute of Middle East Studies aan dit seminarie. Hij is ook universitair hoofddocent islamitische studies aan ABTS en (geaffilieerd) aan het Fuller Theological Seminary, Pasadena, California, VS. Recent publiceerde Accad Sacred Misinterpretation. Reaching across the Christian-Muslim Divide (Grand Rapids: Eerdmans, 2019) and was hij mede redacteur van The religious Other. A Biblical Understanding of Islam, the Qur’an and Muhammad (London: Langham, 2020).

 

Deze blog is eerder verschenen op de website van IMES Lebanon, https://abtslebanon.org/2016/06/10/should-we-wish-a-blessed-ramadan-on-our-muslim-friends/

Corona grensoverschrijdend?

Om vandaag een column te schrijven zonder dat het over corona gaat, is vrijwel onmogelijk. Het lijkt immers of de hele wereld tot stilstand gekomen is en alles draait om de strijd tegen de coronapandemie. In zekere zin terecht, deze strijd raakt immers op de één of andere manier iedereen in onze geglobaliseerde wereld. Het virus trekt zich, ondanks al ons pogen, weinig aan van grenzen en stoort zich ook niet aan religieuze overtuigingen.

De strijd tegen dit kwaad verbindt ons, tenminste het lijkt vanzelfsprekend dat een gezamenlijke strijd van belang isEen pandemie als deze brengt echter vaak mooie woorden over gezamenlijk belangen, maar in de praktijk vooral verwijdering in plaats van verbinding. We zien dat op allerlei niveaus. De ‘scramble for vaccins’ vindt alom plaats en verdeelt de wereld op een ongekende manier. Rijke landen kopen het leeuwendeel van de testen en de vaccins. De kloof met de z.g.n. derde wereld wordt hierdoor eerder groter dan kleiner. En volgens virologen zal dat er uiteindelijk toe leiden dat het virus blijft rondgaan en muteren, en uiteindelijk weer een variant opleveren die ook het rijke westen weer hard zal raken.  

Dichterbij blijkt dat mensen zich terugtrekken in de sfeer van het vertrouwde, de eigen bubbel. We kijken met meer wantrouwen naar de mensen die geen onderdeel zijn van onze inner cirlceVage contacten worden nog vager, en de eigen kring steeds kleiner. Psychologen vrezen dat dit langdurige negatieve effecten kan hebben op de gemeenschapDe ander raakt immers buiten beeld en onze eigen kleine kring wordt nog sterker het punt waar de wereld om draait.  

In de geschiedenis zijn dit de bekende en begrijpelijke reacties op pandemieën. Het gebeurde in de tijden van de pest, de cholera etc. In het verleden ging dit vaak gepaard met het zoeken van een zondebok. Je schermt je niet alleen af van de ander, maar de ander wordt ook veroordeeld. De Joden in Europa werden gezien als de oorzaak van de pest. Welke impact zal deze pandemie hebben op de contacten tussen de verschillende groepen in Nederland? De tendens om anderen te blameren werd ook zichtbaar in deze pandemie. Het virus werd al heel snel een ‘Chinees virus 

Tijdens de tweede golf bleek meer dan 50% van de coronapatiënten op het IC in Amsterdamse ziekenhuizen een migratie achtergrond te hebben, en de Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig te zijn. PVV-leider Geert Wilders gaf op Twitter direct zijn commentaar: ‘Dus behandelingen en operaties van Henk en Ingrid met kanker, hartfalen of andere ziektes worden weer uitgesteld omdat de ic’s vooral bezet worden door Mohammed en Fatima die onze taal niet spreken en lak hebben aan de regels?’  

Het blijkt dat ook nu een pandemie gemakkelijk de tegenstellingen, het wantrouwen tussen bevolkingsgroepen kan vergroten. Opvallend is dan dat dit zomaar ook de kerk kan treffen. Misschien zelfs meer dan op de allochtone medelanders, zijn de kerken in beeld gekomen als brandhaarden. Het zijn blijkbaar mensen die zich niet aan de regels houden, en zich niet op de gebruikelijke manier mengen in het maatschappelijke debat. Daar tegenover staan de pogingen van kerkgenootschappen en overlegorganen om juist deze reactie te voorkomen. Wat dan binnen kerken dezelfde processen van veroordeling en uitsluiting oplevert! Kerken, gemeenteleden die deugen, tegenover degenen die nergens om geven en alles maar laten gebeuren. 

De taal van de uitsluiting, het verdelen van de mensen in wij en zij, het blameren van de ander, is een veelkoppig monster. Het keert zich tegen elke mogelijke minderheid. Verandert van richting, maar behoudt haar karakter. Werden in het begin van onze jaartelling de christenen gezien als degene die zich schuldig maakten aan kinderoffers en het drinken van bloed. Nu kan dat zelfs door ‘christenen’ gebruikt worden tegen liberale politici.  

Corona doorbreekt alle grenzen, maar de reactie van ons doet dat niet! Het lijkt erop dat het oprichten van oude en nieuwe grenzen hét antwoord is dat we kunnen bedenken. Daagt de pandemie ons niet uit om toch weer na te denken over onze relatie met de ander? Het begint met de vraag hoe we over de ander spreken. Taal doet er toe. Het vraagt ook om vormen van contact. Hoe ingewikkeld ook op dit moment. Ook met de medelander met een migratie achtergrond of de islamitische buurman en buurvrouw. We moeten ons hoeden voor gedrag en taal die verdeelt, geen nieuwe grenzen oprichten, maar afbreken. Misschien meer dan ooit relevant, nu we misschien ook beter beseffen dat we niet alleen daders kunnen zijn, maar evengoed slachtoffer.  

Ds.J.P. (Jan) Ouwehand 

Na enkele jaren zendings- en hulpverleningswerk te hebben gedaan, is Jan predikant geworden in de Protestante Kerk in Nederland. Hij diende de gemeente van Wilnis en was daarna bijna 11 jaar directeur van de GZB, een zendingsorganisatie binnen de PKN. Sinds 15 november 2020 is hij fulltime predikant van de gemeenten Ilpendam en Watergang. Enkele jaren maakte Jan deel uit van het bestuur van de Stichting leerstoel de Kerk in de context van de Islam en heeft daar actief meegedacht in de ontwikkeling van het onderzoeksproject inclusion versus exclusion 

Proef de geur – door Martijn Leeftink

Mag je in de ontmoeting tussen moslims en christenen expliciet over je geloof in Jezus en het belang daarvan spreken?
Christelijk ontmoetingscentrum Het Kruispunt wil de ontmoeting en het gesprek tussen moslims en christenen stimuleren. Maar tegelijk ook ruimte creëren voor de ontmoeting tussen moslims en Jezus (voor zover die ruimte te organiseren valt, de Geest waait waar ze wil). Met die doelstelling is het zoeken naar de juiste balans: aan de ene kant wil je sociaal-maatschappelijk betrokken zijn op de ander en dan hoef je soms niet expliciet te zijn over je geloof in God. Aan de andere kant kun je toch ook niet zwijgen over je motivatie en de belangrijke plek die God in neemt. Wanneer zwijg je wel en wanneer kun je niet zwijgen over het belang van Jezus ook voor die moslims die je ontmoet?

Die vraag kwam onlangs weer even bovendrijven. Wekelijks is er bijbelstudie in het Arabisch en Nederlands. Dat is natuurlijk de uitgelezen plek om Jezus wél ter sprake te brengen. Iedereen is daar welkom, ook moslims. Graag zelfs. Zo kwam er op een keer een jonge moslim, meegebracht door zijn christelijke opvang-ouder. Tijdens een van de bijeenkomsten vertelde een vrouw over haar ervaring als moslima in haar thuisland. Ze vertelde hoe ze zich bevrijd voelde, juist ook als vrouw, toen ze Jezus had leren kennen. De jonge moslim kwam nog één keer en daarna niet meer. Bij navraag bleek dat hij zich gekwetst en beledigd had gevoeld door dit verhaal. Alsof de islam of de moslims schuldig waren aan alle vormen van onderdrukking, vooral van vrouwen. Het was voor hem wel duidelijk: Deze plaats, waar christenen samenkomen, is een no-go-zone voor moslims.

Dat is jammer. Want als ontmoetingscentrum willen we graag mensen met elkaar verbinden, juist ook als ze verschillend geloof hebben. Want het is goed elkaars geloof te leren begrijpen. Maar expliciet spreken over Jezus, zo blijkt maar weer eens, roept weerstand op en houdt mensen weg.
Voor sommigen is dat reden om in diaconale, sociale of maatschappelijke projecten dan maar helemaal te zwijgen over Jezus. Want je wilt moslims niet voor het hoofd stoten. Je doel is om mensen te helpen. Niet om ze te bekeren.
Maar doe je recht aan elkaar als je in de ontmoeting met moslims zwijgt over wie Jezus werkelijk is? Moslims zwijgen immers ook niet over wie Mohammed of wat de Koran voor hen betekent?

Ik neem aan dat kerken die diaconale, sociale activiteiten ondernemen, om mensen te helpen of bij elkaar te brengen, dat doen vanuit de motivatie dat ze Jezus volgen en ‘de geur van Christus’ willen verspreiden. Zo gebeurt dat bij Het Kruispunt in ieder geval wel. Alle ontmoetingen en activiteiten staan in het kader van ontmoeting tussen mensen ongeacht ras of religie. Iedereen is vrij om te komen waar hij of zij wil. Maar bij sommige activiteiten zal dat geloof in Jezus en de Bijbel expliciet ter sprake komen, bij andere momenten niet.
Belangrijk is dat men zich écht thuis voelt. Dat mensen een plek hebben waar ze gehoord, gezien en gewaardeerd worden als mens, zonder dat er eerst tegen ze gepreekt wordt. De ruimte die ontstaat creëert vertrouwen en veiligheid. Wanneer die voorwaarden er zijn, en de mensen geen ‘object ter bekering’ zijn, komen ze met hun verhaal. En door die veilige, vertrouwde thuis-setting, ontstaat er als vanzelf ruimte om Gods verhaal ook onderdeel te laten worden van hun verhaal. Zo leren moslims, die vol vooroordelen staan tegenover christenen (zijn die vooroordelen eigenlijk niet wederzijds? Voor veel mensen reden zich überhaupt niet met moslims in te laten), dat die plek waar christenen zijn wel degelijk een mooie, veilige plek kan zijn waar ze zichzelf kunnen zijn. Dat komt, omdat in de manier van omgaan met elkaar, met liefde en respect, de geur van Christus rond hangt. We laten hen ruiken aan wie Jezus voor ons is.

Een eigenschap van geur is dat je er of door aangetrokken wordt, of door afgestoten. Dat laatste is op zich niet erg. In religie is immers geen dwang! Maar als je geur verspreidt en mensen worden er door aangetrokken, wat doe je dan? Mensen krijgen trek. Verlangen naar meer. Ze worden nieuwsgierig naar wat de bron van die geur is. Laat je die mensen dan vooral hongeren, of mag je ze ook uitnodigen naar de plek waar de bron van die geur geserveerd wordt?
Het is prachtig wanneer we als ontmoetingscentrum door onze activiteiten de geur van Christus willen verspreiden. Die geur van Christus wordt door veel moslims heerlijk gevonden, ze snuiven de verhalen op en sommigen vragen naar meer. Hebben we dan ook iets meer te bieden? Of sturen we ze met een lege maag terug?

Daarom hebben we als christelijk ontmoetingscentrum altijd een plek klaar staan voor de maaltijd (ook letterlijk, en dan altijd halal). Toegankelijk voor ieder die wil proeven en waar het goede nieuws van Jezus expliciet verkondigd wordt. Daar nodigen we mensen ook voor uit. Dat vinden we belangrijk. Want wanneer je in de ontmoeting tussen moslims en christenen alleen maar de geur van Christus wilt verspreiden, maar moslims de toegang tot de eettafel onthoudt, ben je volgens mij niet goed bezig.
Waar geurloos gekookt wordt, krijgen mensen geen trek. Maar waar geen maaltijd aangeboden wordt, heeft het verspreiden van een goede geur weinig zin. De geur moet geproefd worden. Want de maaltijd en de geur van Christus gaan hand in hand.

 

Martijn Leeftink

Drs. A.M. Leeftink is als missionair predikant namens RijnmondMission (GKv) verbonden aan christelijk ontmoetingscentrum Het Kruispunt in Rotterdam, een project waarbij de ontmoeting van hart tot hart tussen moslims en christenen centraal staat.
Martijn studeerde theologie in Kampen (Broederweg) en Beiroet (Near East School of Theolgy), woonde 8 jaar in Damascus, is getrouwd met een Syrische vrouw en heeft 3 kinderen.

Integratieve complexiteit ontwikkelen – door Bert de Ruiter

In het boek Islamist Radicalisation in Europe and the Middle East[1] is er een hoofdstuk genaamd “Being Muslim, Being British”. In dit hoofdstuk lichten de auteurs de achtergronden toe van de cursus ‘Being Muslim, Being British (BMBB)’ die ze hebben ontwikkeld om te voorkomen dat jonge moslims zich aangetrokken voelen tot gewelddadig radicalisme. De cursus heeft tot doel het niveau van de ‘integratieve complexiteit’ (IC) van de deelnemers te verhogen.

Integratieve complexiteit verwijst naar hoe we de werkelijkheid waarnemen. IC is een manier van denken waarmee men de geldigheid van en het verband tussen verschillende dimensies van een probleem waarneemt: ik zie mijn standpunt, ik zie uw standpunt, ik zie een weg naar win / win. Dit betekent niet dat we het eens moeten zijn!

IC gaat over de structuur van het denken; over hoe we denken, niet wat we denken. Het IC-model is niet alleen onder moslims toegepast, maar ook onder christenen. Dit was niet om te voorkomen dat ze zich aangetrokken voelden tot gewelddadig radicalisme, maar om hen in staat te stellen conflicten aan te gaan met respect voor de theologische integriteit en om andere standpunten te respecteren met behoud van hun eigen diepe waarden. Dezelfde principes die worden gebruikt om moslimjongeren te helpen, worden gebruikt voor christenen om zich te verhouden tot anderen over de kerkelijke grenzen heen en ook om zich te verhouden tot moslims, zowel degenen die niet geradicaliseerd zijn als degenen voor wie de cursus te laat is gekomen.[2]

Dat christenen meer integratieve complexiteit nodig hebben om zowel met elkaar als met moslims om te gaan, werd duidelijk uit een ander boek dat ik las: The Routledge Reader in Christian-Muslim Relations.[3] Dit boek geeft de lezer een kijkje in verschillende soorten geschriften tussen christenen en moslims over elkaar, vanaf de vroegste ontmoetingen tot op de dag van vandaag. In hoofdstuk 22, getiteld “Geen God in het algemeen – Amerikaanse evangelische verhandeling over de islam na 9/11” onderzoekt Richard Cimino de evangelische anti-islamitische verhandeling tussen 1991 en 2004. Hij wijst erop dat sommige evangelische christenen zich richten op de inherent gewelddadige aard van de islam en dat de islam demoniseren. Hij ziet een verband tussen de overwegend negatieve kritiek op de islam onder evangelicalen en hun bezorgdheid over een groeiend religieus pluralisme en relativisme dat zij in de samenleving als geheel zien. Deze bezorgdheid brengt christenen ertoe hun grenzen te versterken.

Ik geloof dat wij, christenen, ook ons ​​niveau van ‘integratieve complexiteit’ moeten verhogen, omdat we het vaak gemakkelijker vinden om te weerleggen dan om ons te verhouden. In onze ijver voor God en onze angst om door de wereld besmet te worden, trekken we ons terug in onze veilige comfortzones.

We lijken daarmee op de houding van moslimextremisten. Er is niets mis met ijverig zijn, zolang het maar niet blind en onwetend is. De apostel Paulus schreef over de ijverige Joden van zijn tijd:  “Want ik kan van hen getuigen dat ze ijverig zijn voor God, maar hun ijver is niet gebaseerd op kennis.” (Romeinen 10: 2). Spreuken 19: 2 voegt eraan toe: “Het is niet goed ijver zonder kennis te hebben, noch overhaast te zijn en de weg te missen.”

Een van Jezus ‘naaste discipelen en een van de twaalf apostelen wordt Simon, de Zeloot, genoemd. De Zeloten waren religieuze extremisten die er niet voor terugschrokken om geweld te gebruiken om hun zin te krijgen. In onze dagen werden ze misschien “Taliban” of “Boko Haram” of “Moslimbroederschap” of “Hamas” of “IRA” of “Verzetsleger van de Heer” genoemd. Simon, een van Jezus ‘apostelen, was een van hen. In feite wordt hij nog steeds een Zeloot genoemd in de evangeliën.

Door een driejarige cursus bij Jezus leerde hij in contact te komen met anderen die totaal verschillende wereldbeelden hadden. Hij moet een ander soort ijver hebben geleerd. Hij ging door Jezus ‘ equivalent van een IC-cursus, die hem hielp zijn ijver te integreren met andere waarden zoals broederlijke liefde, respect, vreugde, hoop, geduld, trouw, gastvrijheid en zegening voor degenen die je vervolgen (Romeinen 12: 9-14 ). Laten we ons best doen om dit voorbeeld te volgen!

 

Bert de Ruiter is adviseur christen-moslimrelaties bij European Christian Mission en de European Evangelical Alliance. Hij  maakt ook deel uit van de faculteit van Tyndale Theological Seminary. Hij is al 34 jaar betrokken bij christen-moslimrelaties in Europa. Hij behaalde een MA in World Evangelization en een D.Min. in christen-moslimrelaties. Hij heeft drie boeken geschreven en meegewerkt aan enkele andere boeken. Hij heeft verschillende cursussen geschreven die worden gegeven in kerken en onderwijsinstellingen in heel Europa. Bert preekt regelmatig in kerken in Nederland en daarbuiten. Samen met zijn vrouw Jenny houdt zich ook bezig met huwelijkstraining en -begeleiding. Bert woont in Amsterdam, is getrouwd en heeft twee kinderen en vijf kleinkinderen.

[1] George Joffe (ed), Islamist Radicalisation in Europe and the Middle East, reassing the causes of terrorism, IB Tauris. November. 2012.
[2] Voor meer informatie over IC en de verschillende toepassingen ervan: https://icthinking.org/
[3] Mona Siddique (ed), The Routledge Reader in Christian-Muslim Relations; Routledge, London, 2013

Expliciet inclusieve integratie – door Jan Wessels

“Embracing diversity is like inviting people to the party; inclusion is inviting them to dance, but integration means we host the party together.”

Rev. Canon Yemi Adedeji

Deze uitspraak van een Anglicaanse en pinksterpriester in het boek ‘The [Im]possible Dream’ (een uitgave van de Evangelische Alliantie in het Verenigd Koninkrijk) heeft me de afgelopen tijd nogal bezig gehouden, omdat ik zie hoe de kerk in Nederland en wereldwijd hiermee worstelt. En dan gaat het echt niet alleen maar over Muslim Background Believers (MBBs) in de kerken.

Natuurlijk is de kerk inclusief: ieder die gelooft in Jezus Christus mag erbij horen. Er is niemand die op de rechterstoel van God kan, wil en mag gaan zitten om te oordelen wie dan wel en wie niet gelooft. Als gelovige ben je getuige van Jezus Christus en ambassadeur van Zijn Koninkrijk en mag je iedereen uitnodigen: Kom en zie! Niet de Immigratie en Naturalisatie Dienst die mensen een status kan geven of onthouden.

Maar hoe dan? Nederlandse kerken slagen er sowieso maar nauwelijks in om niet-Nederlandse gelovigen werkelijk te integreren. De meeste protestantse kerken (en ik bedoel dan hier niet zozeer de PKN) zijn overweldigend ‘wit’. MBBs moet je met een kaarsje zoeken. Daarnaast zijn er snelgroeiende ‘migranten-kerken’ die hard aan de weg timmeren, maar ook niet echt uit zijn op integratie van MBBs. Een derde categorie die claimt ‘all nations’ te integreren zijn de internationale kerken, die vooral een overwegend kosmopolitische spiritualiteit bieden aan hoogopgeleide wereldburgers.

Tenslotte is er de groeiende groep ‘interculturele’ vaak missionaire gemeenschappen, die het in ieder geval vaak expliciet in hun missie hebben staan dat ze iedereen echt willen integreren, maar daar ook maar deels in slagen. Ik zie nog steeds maar weinig van deze ICFs waar MBBs een leidinggevende rol hebben

We hebben zelf twee jonge MBBs in huis. Hun probleem is niet het inclusieve karakter van de interculturele christelijke familie (ICF) waar ze bij horen, maar het gebrek aan een duidelijke, expliciete boodschap. Ze houden ons – ook in huis – daarmee soms een spiegel voor. Ze stellen vragen waaruit blijkt, hoe vaak we juist in de kerk impliciet zijn en veronderstellen dat het duidelijk is wat we bedoelen. MBBs zijn dat vaak niet gewend: de moskee is duidelijk in haar leer en regels. Politieke correctheid is de Islam meestal vreemd.

Dat is soms best lastig. De vraag is namelijk: hoe kun je expliciet zijn zonder exclusief te worden? Wat mij betreft begint het allemaal bij kijken met Gods ogen zoals in Johannes 3 vers 16. Een absolute en allesomvattende inclusiviteit: God wil de hele kosmos redden en heeft daar alles voor over gehad. Hij gaf Zijn eniggeboren Zoon, opdat IEDEREEN die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. Een absolute en allesomvattende inclusiviteit dus: God wil alles en iedereen redden. Inderdaad, dat kan alleen door te geloven in Jezus Christus!

Maar het is als met drenkelingen in een woeste zee. Als ze de reddingsboei die hen toegeworpen wordt niet vastgrijpen en afdrijven, is dat niet de fout van de redders, hoewel – waarschijnlijk – wel hun probleem (ik heb daar in ieder geval wel altijd veel last van en ik vraag me als missionair predikant af: – in hoeverre – is het mijn schuld dat ze ‘het niet pakten’?).

Misschien zit hier wel de kern van het probleem van onze kerken: we denken zo weinig vanuit Gods hart en zo vaak vanuit ons eigen exclusieve – en vaak impliciete – gevoel van comfort. Natuurlijk we

willen mensen wel uitnodigen om te komen, ook/vooral mensen met een andere culturele achtergrond: dat staat goed en als het het bezoekersaantal een boost geeft is dat natuurlijk helemaal meegenomen. We zijn zelfs wel bereid om nog een paar andere liederen in exotische talen te zingen: voor het goede doel en het is toch ook wel interessant. Maar werkelijk samen, van begin af aan – misschien wel helemaal opnieuw van de grond af – de gemeenschap der heiligen gestalte geven in een bepaalde plaats of wijk …? Dat betekent vooral veel loslaten, opgeven, liefhebben, geduldig zijn, trouw zijn, vertrouwen geven, volhouden: de vrucht van de Geest.

Drs. Jan Wessels

Drs. Jan Wessels is missionair predikant van de Christelijke Gereformeerde Bethelkerk in Veenendaal en werkt als Internationaal Directeur voor Faith2Share. Hij studeerde samen met zijn vrouw Beppie theologie in Apeldoorn en heeft een Master of Theology in New Testament van de North West University in Potchefstroom (Zuid Afrika). In het bestuur van de leerstoel vervult hij de rol van voorzitter.