Geen woorden maar daden – Door Willem Jansen

Op zomaar een maandagmiddag help ik mijn zoon bij een kleine verhuizing in Delfshaven, Rotterdam. Hij woont met een aantal studenten vlak achter de Anton Pieck-achtige haven, met de beroemde Pelgrimvaderskerk. Hijzelf en zijn medebewoners zijn actief bij de christelijke studentenvereniging de Navigators. Met veel passen en meten wurmen we een grote rokersstoel door de te smalle deur, door het nauwe trapgat naar zijn kleine koninkrijk. De Marokkaans-Nederlandse buurman kijkt kritisch toe.

De voordeur was al een keer ingetrapt door deze buurman vanwege de herrie van zijn studentenburen. Al meer dan twintig jaar ergert hij zich aan dat studentenkabaal. De studenten hadden op hun beurt veel klachten aan de politie geuit over de agressie van diezelfde buurman. Eén student had er zelfs een brief aan gewaagd aan de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb. De burgervader staat erom bekend van dergelijke zaken echt werk te maken.

Nu staan er een wijkagent, zijn collega en een maatschappelijk werker op de stoep. Eerst gaan zij poolshoogte nemen bij de boze buurman. Daarna benen zij door het studentenhuis. Stampvoetend en met de voordeur smijtend, doen zij een geluidsoverlast-test. Mijn zoon zegt twee keer dat hij er nerveus van wordt. De trap naar de bovenste etage zou inderdaad wel een tapijtje kunnen gebruiken om de buurman tegemoet te komen. De huurbaas zal daarvoor worden benaderd. Diezelfde baas had op verzoek van de studenten al toegezegd camera’s te plaatsen omdat zij zich intussen steeds onveiliger zijn gaan voelen.

De studenten die hun ‘geloof in het systeem’ dreigden kwijt te raken, hebben even het gevoel serieus te worden genomen. De buurman kon zíjn verhaal weer even aan politie en maatschappelijk werk kwijt. Het team van Aboutaleb fietst na gedane zaken de ernstig vervuilde straat weer uit, richting de Mc-Donalds. Wij volgen hen voor een Surinaamse lunch-hap en broodje Hollandse haring, schoongemaakt door mensen uit het Midden-Oosten.

Pal voor de Mc, spreken enkele jongeren met baarden en jelabba’s ons aan. Op een houten bord staat: ‘Wat is de Islam?’ Onder het toeziend oog van mijn dochter, vraagt één van de jongeren of ik in Jezus geloof. Ja, zeg, ik: ‘Ik heb zelf lezingen gegeven over Jezus in Bijbel en Koran’. Of ik geloof dat Hij de Zoon van God is en welke bewijzen ik daarvoor heb. We hebben echt trek gekregen van de lichamelijke inspanning, en minder zin in een dergelijke theologische woordenwisseling over iets waar christenen en moslims het al meer dan 1400 jaar niet eens kunnen worden. Ik herinner me de straatdebatten in Nairobi, waar ik te midden van grote groepen Somalische moslims een dergelijke ‘dialoog’ meer dan eens – en tot volle ontevredenheid – voerde.

‘Is het niet zinniger’, opperde ik, ‘om als christenen en moslims ons in te spannen om als gelovigen elkaar aan te zetten tot het doen van goede daden in een samenleving die van God-los is’?’ In het vijfde hoofdstuk van de Koran staat inderdaad zoiets, dat mensen van het boek elkaar zouden moeten beconcurreren met het doen van goede werken. Schiet dat niet meer op dan weer die eeuwige woordenstrijd over de drie-eenheid en over de profeet Mohammed als het Licht? Dat past toch ook weer beter in deze stad van ‘geen woorden, maar daden’. Maar zover kwamen we niet. Mijn dochter wil haar broodje haring. Met een door Salafi Publications (Birmingham) uitgegeven folder over ‘Jezus de Messias in Islam, in het Christendom, in werkelijkheid’ in de hand, nemen we op Covid-19 afstand, afscheid. Ik wens deze jongeren van het Sunnah Center, een Ramadhaan Kariem, een gezegend vasten toe.

 

Willem Jansen is programma coördinator voor de internationale organisatie Initiatives of Change en studenten predikant in Den Haag. In 2018 promoveerde hij op basis van een case study in Nairobi, Kenia: ‘Human Dignity and Diapraxis in ‘Little Mogadishu’, Human Rights Culture in the Interreligious Context of Kenya’. Hij is getrouwd en vader van drie kinderen.

 

Photo by Rineshkumar Ghirao on Unsplash