Kaddiesj

Afgelopen weken luisterde ik regelmatig naar het lied Kaddish for Bergen Belsen van Adrian Snell. Hij schreef dit lied in de jaren 80 van de vorige eeuw na een bezoek aan het concentratiekamp Bergen Belsen. Dat bezoek raakte Adrian diep. Als musicus in hart en nieren zette hij bijna als vanzelf zijn emotie om in muziek, waaronder dit lied op de CD Alpha en Omega. Via Spotify is het nog steeds binnen handbereik. In deze dagen van verstilling en herdenking van de Shoah, is het lied een indrukwekkend monument van biddend gedenken.

Een kaddiesj is namelijk een Joods gebed dat gebeden wordt wanneer mensen overlijden; een gebed in tijden van verlies en rouw. Het is een heel oud gebed dat in het begin vooral gebeden werd door Joodse Talmoed studenten, wanneer ze een onderdeel van hun studie hadden afgerond. Het is een gebed bij ‘het einde’. Langzaam werd het onderdeel van de dagelijks geloofsliturgie en steeds meer geassocieerd met het einde van het leven. Zo is het wel een gebed voor de doden genoemd. Na de Holocaust werd dit gebed door de Joodse gemeenschap veelvuldig gebeden in herinnering aan hen die in gaskamers waren vermoord.

Ik heb het lied jarenlang gehoord als een heilig gebed bij momenten die eigenlijk te diep en gruwelijk zijn voor woorden. Een soort klacht in de lijn van de klaagliederen van Jeremia. Ik trek het me aan dat ik me niet meer in het gebed verdiept heb. Want pas deze tijd realiseer ik me dat de dood in het gebed zelfs niet genoemd wordt. En dat ‘kaddiesj’ – van de Hebreeuwse stam voor heilig – allereerst betrekking heeft op de heiligheid van G’d, de Schepper. Het is een gebed om de ‘verheerlijking en heiliging’ van G’ds naam ‘in de wereld, die Hij geschapen heeft’. Het is een gebed om ‘de erkenning van Zijn koninkrijk in ons leven en in de toekomst’. Het is in wezen een gebed van hoop en verwachting, dat zelfs gebeden wordt op het ultieme dieptepunt van het kwaad. Het is een daad van geloof: als er niets van het Koninkrijk te zien is, als alles om ons heen de naam van G’d ontheiligt, toch Zijn naam grootmaken, verheerlijken en geloven dat het Koninkrijk komt. Bidden dat we ons niet laten misleiden door wat voor ogen is en ons niet laten afbrengen van hoe de Schepper ons leven heeft bedoeld. ‘Uw koninkrijk kome, Uw naam worde geheiligd’.

Het lied van Adrian Snell helpt mij om te verstillen, om stil te staan bij alles wat er toen gebeurd is. Om mij door de Schepper tot de orde te laten roepen. Ik besef dat ons leven in deze Corona tijd op geen enkele wijze te vergelijken is met wat de Joodse gemeenschap heeft ervaren in de holocaust. En toch dwingt ook deze tijd mij om mijn leven in het juiste perspectief te zien. Gaat het in mijn leven werkelijk om de eer van G’ds naam. Daar ben ik toch voor geschapen? Ook als mijn leven soms (een klein beetje) anders loopt dan gedacht. Dat de Joodse gemeenschap dit kon bidden na de holocaust, betekent voor mij dat ik dit zeker kan bidden in mijn leven vandaag. Beter, dat ik het moet bidden, juist vandaag.

We zijn weer voorzichtig begonnen met het opschalen en ‘unlocken’, terug naar (het nieuwe?) normaal. Maar ik vraag me steeds meer af: wil ik wel terug naar ‘normaal’? Is alles waar we ons aan hebben verslingerd wel zo normaal? Wat voor wereld hebben we eigenlijk geschapen? Het Kaddiesj gebed spoort mij vooral aan om gericht te zijn op de heiliging van Gods naam. ‘Moge zijn naam gezegend zijn nu en voor altijd’. Is dat niet het echte ‘normaal’?
Misschien kan de christelijke gemeente zich hier nu eens echt laten horen in deze tijd. Met een gebed om de verheerlijking van Gods naam: ‘Uw naam worde geheiligd’. En met een profetisch appèl: ‘verheerlijk Gods naam op heel de aarde’!