Ik had hem heel graag nog een keer ontmoet, Robert Fisk. Hij overleed eind oktober vrij onverwachts op 74 jarige leeftijd. Mogelijk zegt de naam u niets. Fisk was sinds 1976 correspondent in het Midden Oosten voor de Britse krant The Independent. Ooit de meest bekende buitenland correspondent in Groot Brittannië genoemd, door de New York Times heeft hij heel wat prijzen gekregen voor zijn vele reportages uit het Midden Oosten.
Toen ik Fisk leerde kennen, wist ik dat allemaal nog niet. Maar op de een of andere manier raakten zijn artikelen en boeken mij. Misschien omdat hij in de verwarrende wereld in Libanon, waar ik in 1998 in verzeild was verzeild geraakt, wist te duiden. Zijn boek Pity the Nation is fenomenaal. Vanuit Nederland had ik niet zoveel kennis en inzicht meegekregen van de complexe wereld van het Midden Oosten. Noch van de ambivalente rol van het Westen in de geschiedenis, waardoor veel moslims en christenen kritisch zijn geworden op onze imperialistische aandoende politiek.
Fisk werd zich daar wel van bewust. Hij was uitermate eigenzinnig en onafhankelijk en wilde ook de andere kant van de westerse medaille leren kennen. Hij wist zelfs als enige journalist Osama bin Laden te interviewen, tot drie keer toe. Dat hij vloeiend Arabisch sprak gaf hem een voorsprong op andere journalisten, die afhankelijk waren van tolken en verhalen uit de tweede hand. Hij was uitermate kritisch op wat hij noemde hotelkamerverslaggevers, reporters die veilig vanuit een hotelkamer verslag deden van oorlogssituaties. Zo niet Robert Fisk. Hij zocht het gevaar op, om echt te ontdekken wat er speelde.
Het meest aangrijpende wat ik ooit van Fisk gelezen heb, is zijn beschrijving van wat er zich in de Palestijnse kampen Sabra en Shatila heeft afgespeeld, in het zuidelijke deel van de stad Beirut. Na de Israëlische invasie in Libanon in 1982 kregen Christelijke milities vrije toegang tot deze Palestijnse kampen. Alle Palestijnse strijders waren intussen al het land uit, maar onder het toeziend oog van Israël werden de achtergebleven vrouwen, kinderen en oude mannen in koelen bloede vermoord, minstens 2000. Fisk was kort daarna als een van de eersten in het kamp. Zijn beschrijving van wat hij aantrof, gaat door merg en been. Het tafereel deed niet onder voor de gruweldaden van ISIS.
Er was vanzelfsprekend ook kritiek op Fisk. Juist omdat hij hypocrisie en onrecht in de Westerse politiek fel aan de kaak stelde. Hij riep de leiders ter verantwoording omdat ze met geweld en sancties hun eigen belangen oplegden aan het Midden Oosten. En hoe burgerslachtoffers daarbij nauwelijks van betekenis leken. Maar hij trok zich van die kritiek, voor het oog in ieder geval, niet zo heel veel van aan. Hij spaarde niemand, ook geen extremisten of terroristen.
Het is onmogelijk hier Fisk recht te doen. Wat er voor mij uitspringt, is dat Fisk zelf wilde nadenken, vooroordelen en westerse paradigma’s durfde te bevragen en eerlijk luisterde naar wie hij ontmoette. Hij benoemde eerlijk de gruwelijke ellende van de wereld, ook van de extremisten. Het maakte voor hem niet uit wie die gruweldaden beging, kwaad is kwaad. Een Irakees is evenveel waard als een Amerikaan, een Jood evenveel als een Libanees, een Arabische moslim als een Westerse christen. Hij kon zich in elke partij verdiepen. De – helaas ook kort geleden te vroeg overleden – rabbi Jonathan Sack noemde dat: rolomkering. Je proberen te verplaatsen in de schoenen van de ander en de wereld te bekijken met zijn of haar ogen. Dat lost niet meteen al het kwaad op, maar het helpt wel om bruggen te bouwen en polarisatie in de kiem te smoren. Dat schept ruimte om het echte kwaad in de wereld op rechtvaardige wijze aan te pakken.
Ik zal deze kritische en heldere journalist missen. Wie volgt hem op?