De schuilkelders waren voor Samuel geen voedingsbodem van bitterheid
Hij was 21, denk ik, toen ik hem ontmoette, in Libanon. Laten we hem Samuel noemen. Hij had een eigen zaakje in elektronica en met wat hij daar verdiende betaalde hij zijn studie. Hij was een volgeling van Jezus en actief in het studentenwerk. Hij leidde bijbelstudies, en dacht mee over de toekomst van de studentenbeweging en trainde jonge nieuwe leiders. Ik was onder de indruk van hem.
Als je zijn levensverhaal ziet, was het helemaal niet vanzelfsprekend dat hij zo’n toegewijde volgeling van Jezus was. Als dat überhaupt ooit vanzelfsprekend is. Samuel was geboren tijdens de Libanese burgeroorlog (1975-1990). Hij woonde met zijn ouders in Beiroet. Zijn woonwijk was regelmatig doelwit van bombardementen en beschietingen. Al besefte hij er als jongetje van twee of drie nog niet veel van, hij bracht veel tijd door in de schuilkelder.
Op een dag sloeg het noodlot toe. Tijdens een pauze in de bombardementen ging het gezin even naar buiten voor frisse lucht, om voorraden in te slaan. Net op dat moment sloeg een granaat in, dicht bij hun huis. Samuels vader was op slag dood, Samuel raakte gewond door een scherf en zijn moeder zag het gebeuren. Met haar man verloor ze ook de glans van haar leven. Samuel draagt tot vandaag de herinnering aan die dag met zich mee in de vorm vaneen groot litteken. Je zou zeggen, dat is een voedingsbodem voor bitterheid.
Onverklaarbaar mild
Niet voor Samuel. Hoe en waarom, dat kan ik niet logisch verklaren. Door de mensen om hem heen, de christelijke gemeente waar hij bij hoorde en vooral ook de christelijke studentenbeweging (IFES) waarmee hij in aanraking kwam, heeft hij de genade van God geproefd. Dat heeft hem een zekere genezing gegeven en mild gemaakt, ondanks dat het gemis van zijn vader zijn leven lang met hem mee zal gaan.
Het heeft hem ook het verlangen gegeven om die liefde in Christus te delen met vele andere studenten, die net als hij op de een of andere manier geraakt en getraumatiseerd zijn geraakt door de burgeroorlog.
De laatste weken moet ik vaak aan Samuel denken. Er zijn velen in Oekraïne die veel tijd doorbrengen in schuilkelders, die alles kwijt zijn geraakt en net als Samuel een vader, of als zijn moeder een man hebben verloren.
Hoe gaat dat verder? Welke haat en bitterheid roept dat op? Leidt dat tot nog meer radicalisering? Ik probeer me soms voor te stellen wat het moet zijn om oorlog mee te maken, maar dat lukt me niet. Het is te onwerkelijk.
Genezende kracht
Als ik het verhaal van Samuel tot mij door laat dringen, besef ik ineens weer hoe onvoorstelbaar belangrijk de christelijke gemeente is. In de tijd van de burgeroorlog konden de kerken in Libanon publiekelijk niet zo veel doen. Het was te gevaarlijk, de tegenstellingen waren te groot.
Maar in het verborgene ging er blijkbaar een enorme genezende kracht uit van de gemeente, van het samen dragen, van het samen zingen, en het samen bidden. Het heeft op Samuel grote impact gehad. En wel zo dat hij vandaag nog steeds zonder schaamte het evangelie deelt, met mensen die in de burgeroorlog misschien wel verantwoordelijk waren voor de aanval op zijn woonwijk.
Naar die kracht verlang ik ook. De oorlog in Oekraïne schudt de christelijke gemeente in Nederland wakker en zet ons in beweging. Maar, laten we eerlijk zijn, de kerk is menselijkerwijs gesproken in Nederland, in een seculiere en multireligieuze samenleving, niet meer zo relevant. Al denken we zelf al gauw van wel.
Het lijkt me nodig dat we samen als heiligen – protestants, evangelisch, rooms-katholiek, orthodox – erkennen dat we het ook niet meer zo goed weten. Dat we gaan erkennen dat we volkomen afhankelijk zijn van de liefde van God in Jezus Christus. Ik hoop en bid dat we daarvoor niet eerst in de schuilkelders hoeven te zitten.
Deze column verscheen eerder in het Nederlands Dagblad: https://www.nd.nl/opinie/columns/1123588/de-schuilkelders-waren-voor-samuel-geen-voedingsbodem-van-bitte